De Gemeenschap. Jaargang 14(1938)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 557] [p. 557] Anton van Duinkerken De immigrant Sinds den dageraat der schepping baanden rusteloos mijn voeten paden naar den horizon. Ongemakkelijke schepen voeren kusten tegemoet en reeds was ik als eerste aan boord toen de eerste reis begon. Zwerfdrift werd in mij geboren uit begeerte naar meer vrijheid bij den strijd om daaglijksch brood. Meende ik niet een stem te hooren, die mij broeders deed begroten overal waar menschen vechten tegen menschelijken nood? Eenzaam toog ik naar de Staten met mijn hoofd vol wilde droomen en met honger in mijn hart. Had ik achter mij gelaten wat den lafaard zou weerhouden: 'k heb met tranen in mijn oogen moeders laatsten traan getart. In dit land, waar allen kwamen, trad ik vol verlangen binnen, arm en eerlijk, maar geen slaaf. Tienmaalduizend werd mij naam en telkens weer vind ik mijzelven: in elk kind, dat wordt geboren, in elk lijk, dat ik begraaf. [pagina 558] [p. 558] Werker tusschen wie hard werken kerfde ik vleesch in vleeschfabrieken, klopte ik steenkool in de mijn, hieuw het berggraniet tot zerken, stond vooraan bij den katoenpluk, maakte schoenen, droogde visch en zocht geen mensch tot last te zijn. Trok mijn bandelooze horde, fier geknecht in tucht der vrijheid zich haar woning op uit leem? Tienmaal duizend is mijn naam en wat is uit mijn volk geworden? telkens weer vindt het zichzelven: in den staat een nieuw probleem! - Sinds den dageraad der schepping baanden rusteloos mijn voeten paden naar den horizon. Ongemakkelijke schepen voeren vrijheid tegemoet en telkens weer was één aan boord, die vruchteloos de reis begon. Zwerfdrift werd in hem geboren uit begeerte naar meer vrijheid bij den strijd om daaglijksch brood. Meent hij weer een stem te hooren, die hem broeders doet begroeten? ... 't is de stem van honderd eeuwen niets dan menschelijke nood. [pagina 559] [p. 559] (Ad. Selhorst) Vorige Volgende