Jan Engelman
De twee vrienden
Er waren in Illyrië eens twee vrienden, de een rijk, de ander arm, maar beiden begeesterd voor het edele leven der schoonheid. Soms kwamen zij samen in het landpaleis van den rijken vriend, soms op de zolderkamer van den armen, maar waar zij ook zaten, altijd spraken zij van de zalige oorden waarin de door schoonheid aangedane geest vertoeven moet, en niet minder van de diepte hunner vriendschap, gegrondvest op zoo groote overeenkomst in denken en in voelen. Zij spraken tot diep in den nacht, tot de sterren bleekten aan den hemel, en als zij niet meer spreken konden zwetsten zij, bij wijn en harpspel.
Nu geviel het, dat deze twee vrienden ongeveer tegelijkertijd verstrikt raakten in een minnehandel, beiden met een vurige en veeleischende vrouw. Daar liefde de eenzaamheid zoekt, en zelfs tot eenzaamheid gedwongen is als ijverzucht het verkeeren in de gezelschappen weerstreeft, zagen zij elkander veel minder dan in het verleden. Daaronder begon de vriendschap te lijden, want deze vraagt, zoo goed als de min, om verzorging en genegen aandacht.
Toen zij zich van dezen toestand bewust werden, spraken zij openhartig over de voordeelen en de; nadeelen van het verkeer met vurige minnaressen.
- Zullen wij, zoo zeiden zij, aan twee vrouwen, die onze zinnen gevangen houden, toestaan een gevoel te schaden, dat hooger van aard is en onzen geest verrijkt en bevrijdt?
Maar toen zij elkander aankeken wisten zij, dat geen van twee de kracht zou bezitten om zijn liefdesverbintenis te verbreken en de vriendschap te herstellen op de oude basis. Wel zwoeren zij elkander trouw tot in