zoe hoeft ook het bewustzijn van de vergankelijkheid der geestelijke vormen de menschen niet tot resignatie te brengen.
Toen Johann Gottfried Herder in een tijd van opkomende civilisatie volksliederen der geheele wereld in de ‘Stimmen der Voelker in Liedern’ verzamelde, ontrukte hij kostbare schatten aan de vergetelheid, ofschoon hij daarmee eigenlijk de Duitschers wilde laten zien ‘uit welke ruwe, kleine, verachte zaadkorrels’ bij andere volken ‘het heerlijke woud van hun nationale dichtkunst ontstaan was’.
Ten aanzien van de ontbinding van het ‘Heilige roemische Reich deutscher Nation’ brandde hij de Duitschers in het geweten:
Und doch bleibt's immer und ewig, dasz der Teil von Literatur, der sich aufs Volk bezieht, volksmaeszig sein musz, oder er ist klassische Luftblase. Doch bleibt's immer und ewig, dasz, wenn wir kein Volk haben, wir kein Publikum, keine Nation, keine Sprache und Dichtkunst haben, die unser sei, die in uns lebe und wirke. Da schreiben wir denn nun ewig fuer Stubengelehrte und ekle Rezensenten, aus deren Munde und Magen wir's denn zurueck empfangen, machen Romanzen, Oden, Heldengedichte, Kirchen- und Kuechenlieder, wie sie niemand versteht, niemand will, niemand fuehlt. Unsre klassische Literatur ist Paradiesvogel, zo bunt, so artig; ganz Flug, ganz Hoehe und - ohne Fusz auf die deutsche Erde.
Herder werd de inspirator tot de groote burgerlijkklassieke literatuur in Duitschland, maar ook de Duitsche romantici, die in hun diepste wezen in de feodale reactie van Oost-Europa op de burgerlijke omwenteling in West-Europa wortelden, konden zich op hem beroepen. ‘Des Knaben Wunderhorn’, de grootste verzameling Duitsche volksliederen, die Clemens Brentano en Achim