grootendeels aan regionalisme overgeleverd. De bergtoppen werden niet bestegen, van waar de gezichteinder naar de vier winden zich uitbreidt. De proeven van gemoedsontleding boden te weinig verscheidenheid van plans en schakeeringen, bereikten niet die hoogten van hartstocht, waar de ziel vermenigvuldigd wordt en boven het gewone gedoe steigert. Het instinct had de overhand op het intellect, en daaronder had ook de stijl doorgaans te lijden.
Ik heb wel eens de vermaning van Meredith mogen herhalen: More brains! Maar die tijden zijn achter den rug.
En dit is heden de eigenaardige verdienste van de Vlaamsche letteren: wanneer ze zich uit de kleinburgerlijkheid loswonden en de cultuur zich bij het instinct kwam voegen, behielden ze toch die gezonde kloekheid, die alleen aan de communie met het volk te danken is. Ziedaar een vruchtbaren grond. Het mag ons geluk heeten, dat we gespaard bleven voor dat soort van individualisme, dat in vereenzaming verdort.
Als de enkeling een wand optrekt tusschen zich en de gemeenschap, dan scheidt een andere wand, in hem zelf, wat hem met die gemeenschap verbindt en wat alleen hem zelf toebehoort. Hij kan zich dan niet als geheel meer uitdrukken, in zijn volheid, in zijn eenheid, maar slechts vanuit datgene wat hem tot een uitzondering maakt. Wat zijn werk aldus aan vreemde schoonheid winnen kan, verliest het aan ruime menschelijkheid.
In de Vlaamsche letterkunde ontkomen zelfs de persoonlijkste uitingen zulk een vernauwing. Vandaar die gemakkelijke breedheid van rythmus, dat rechtstreeksch accent, die van zelf deinende bewegingskracht.
Gezelle is hiervan het beste beeld, want wie verbond in dezelfde mate natuur en eenvoud met fijnbedreven kunstzin? Lang stond hij alleen ... Maar merkwaardig is, dat wanneer Van Nu en Straks het teeken van