De Gemeenschap. Jaargang 13(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 568] [p. 568] Jan Vercammen Besluit Hoe vindt ge nog de bloemen van mijn droom, die nog hun vlinder zijt en stil, als wachtend op het teeken van een wil, die vreemd is als de bleeke boom, waaruit gij stamt, de vlerken samenhoudt? Hoe vindt ge nog de twijg, die deze maan, doorsnijdt, gij nachtegaal, den waan, die groeiend was en eenig in het woud? Hoe vindt ge nog den vogel, die verlangen naamt, gij roofster met uw net en uwe stem, die zachter sloegen dan de zeekre klem, toen gij geruischloos langs de blauwe bloemen kwaamt? Hoe vindt gij nog het edel erts der hoop, gij delfster naar het witte middenvuur met uwe handen heerschend over duur en diepte, nog gezuiverd door uw doop? Of zoekt gij niet en zal genoeg u zijn het meel gewonnen uit een milden grond, het zout, dat men in oceanen vond en, uit der herfsten hert geperst, de wijn? Dan zult gij met het woord geprezen zijn, dat uwe matigheid voorbeeldig is en wijs; en ik gezegend met de koele peis, zoo puur het wezen van den schijn. Vorige Volgende