De Gemeenschap. Jaargang 13(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 559] [p. 559] Albe Aan mijn cherubijn Gij woogt mijn leed met goud, mijn jubel met zwaar zilver, van wat ik thans nog overhoud rest mij een waardeloze schilfer. Mijn weerglans is een valse schijn van bleke en koude stralen en tussen grauwe ertsen kon ik zijn het eêlste der metalen. Als een ontwaard kleinood ontviel ik uwe handen, geen zon die mij doorschoot vermocht een glans te ontbranden. Ach, slijp slechts één facet weer vlammend rein opdat ik toch een luister bijzet in uw schitterend schrijn. Vorige Volgende