De Gemeenschap. Jaargang 13(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 555] [p. 555] Pieter G. Buckinx Het paradijs O roos van uwen mond, o appels van uw ogen. Waarom liet gij uw lichaam strelen door 't speelse licht, de spiegelende bron?... Ik zoek in het bedwelmend ruisen der abelen de nachtegaal die onzen slaap doorzong. Hoe staat gij, slank en stralend op de lijn der kimmen, mijn morgenlike hinde, mijn beminde. Wat zoekt gij in het argeloze spel van plant en winden en in der dieren suizende geluiden wijl zacht en zorgeloos over hun warme huiden uw handen glijden als over mijnen schouder, Eva, mijn beminde? De wonderbare vruchten geuren zwaar en zoet als sliep er het geheim der aarde in. Vervoeren u de luide bossen dieper dan het roepen van mijn bloed, dieper dan het dansen van mijn leden op het vurig lied van zon en regenbogen?... O roos van uwen mond, o appels van uw ogen. Vorige Volgende