toe aan gene zijde der vesting. Het heidendom intusschen bestormt de rots Petri. De tijd om een uitval te wagen, is thans gekomen.
Het ligt niet in de bedoelingen der Kerk, noch in haar macht, van buiten af dwang uit te oefenen op hare leden. De burger van'n wereldlijken staat, die in strijd gehandeld heeft met de wet, wordt gestraft. Een katholiek, die tegen de geboden der Kerk heeft gezondigd, kan niet gestraft worden.
De macht der Kerk bestaat hierin, dat hare kinderen haar gehoorzamen, zonder een wereldlijke strafte moeten vreezen. Alleen: het levend lid der Kerk behoort tegelijkertijd tot zijn staat, zijn vaderland. En hij is een mensch, een arme, zwakke, verleidelijke mensch. Hij is een zinnelijk wezen. Hij overwint de zinnelijke, zichtbare, grijpbare macht.
Thans ervaart hij, dat deze materiëele macht veler staten de Kerk niet alleen aanvalt en - op aarde - machtiger is dan hare dienaren, maar ook dat de Kerk zelf, wanneer het te pas komt, compromissen sluit - in vatikaanschdiplomatieke taal: ‘concordata’ - waar de staat zich overheen zet. De Kerk verliest bijgevolg aan ‘prestige’, bij de geloovigen zoowel als bij de ongeloovigen, die - hoewel ver van de Goddelijkheid der Kerk vandaan - nog altijd eerbied hadden voor haar wijsheid, een eerbied die niet zelden de ongeloovigen tot het geloof bekeerde. Het schijnt, dat de tijd is aangebroken, waarop de Kerk haar kinderen moet toeroepen: weest bereid om in te gaan tot de catacomben, waar uwe vaderen zalig zijn omgekomen! Slechts deze roep kan de Kerk redden, verjongen en - haar macht vergrooten. Over het lot der kerkelijk-politieke macht, het lot van het Katholicisme in Europa; dat der missies in verre werelddeelen; denterugkeer der afvalligen; de bekeering der ongeloovigen; over dit alles wordt nu beslist.
Het is ons niet veroorloofd wegwijzers op te richten. Maar het is plicht te zeggen, dat de Christenen verlangend uitzien naar een bevel, en naar een ondubbelzinnig bevel.