Is me dat een antwoord aan zoo'n slaapwijf! Maar alla, ik ben er niet mee getrouwd en mijnheer Isidoor Clerxcs moet het dan zelf maar weten.
In de tram leest hij zijnen gazet, de beurs en 't nieuws van den kiesstrijd en de gemengde berichten, en ievers een werklooze, die 't zat is geworden en pardoes zijn vrouw en zijn twee kindjes den dood heeft ingejaagd, om zelf te volgen, wablief, wat de gendarmen belet hebben: ho, hier zijn we met de wet en met de orde, die hun sanctie geven aan den gummikluppel en 't gevang om u klein te krijgen, wat dacht ge wel, mijnheer de moordenaar, om er met een boontjen voor u zelf van af te zijn? Wat voelt mijnheer Isidoor Clerxcs? Zou hij nog wel iets kunnen voelen, tenzij het opwippen van zijn herte als de beurs eens niet flauw is en tenzij die kittelende natinteling op zijn lippen van den smak op dat vel van zijn Catootje? Bij die werkloozen is het altijd toet mem, dezelfde kleinmoedigheid, en geen wilskracht van de tanden eens op elkaar te klemmen, gelijk wij dat doen, zoo denkt hij met zijn wattige paphersens.
Op zijn bureel is hij het weeral vergeten. Hij heeft waarachtig wel andere besognes. Zie hem daar maar eens gebogen zitten over zijn rekening-courant en balans en grootboek. En bij den roffel der remingtons achter glazen deuren, als de tromroffel der tamboeren van een comptabele muziekmaatschappij, parelt het zweet op zijn voorhoofd. Wat raaskalt hij dan van wilskracht! Dat hij naar zijn Catootje gaat, den flauwerik, maar zij zal hem zien aankomen, neen hoor, je m'en fiche.
Als hij 's avonds thuiskomt vindt hij zijn potage pruttelen op het fornuis. Hij moet maar zien, dat hij zich bedient. Zijn madam is haar vertier aan 't zoeken in den kino bij een film van een huwelijksdrama, dat met een paar resolute en zeer verneembare schoten eindigt: comment j'ai tué ma femme.
- Isidoorken!
Daar komt zij godbetert mee thuis!
- Hè wat, lieveke?
- 't Was schoon. Eerst kusten zij elkaar. Toen schoten ze elkaar dood. Hola! Hier niet. Hier doen ze het eerste en laten ze 't laatste.
Bah!
En dan nog eenen merci voor de potage, die zijn madammeken zoo bezorgd te sudderen had gezet.
- Vond je ze heerlijk?
Of hij ze heerlijk vond? Zie en hoor zijnen smak maar eens op haar kweepeervel.
Wat zegt ge van zoo'n fratsen, zij liever dan ik, maar laat ze maar, die zeemelenkeezen, die zeveraars, dien platbroek met zijn madammeke. Enzoovoorts......
C.