De Gemeenschap. Jaargang 13(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 294] [p. 294] Louis de Bourbon Het feest van den grooten Meaulnes (Voor Jan Engelman) 't Was scheemring toen hij aankwam, door het raam klom hij naar binnen in een donkre kamer, zijn hart sloeg wild en zwaar gelijk een hamer, hij zocht en vond een kaars, die stak hij aan. Hij had twee lange nachten niet geslapen, viel neer in de alkoof, met kleeren aan, toen zijn de uren langs hem heengegaan, waarvan hij niets meer weet dan het ontwaken. De nacht stond om 't kasteel, vreemde geruchten meldden een feest, dat ergens werd gevierd, het maanlicht toonde, dat de kamer was versierd; één oogenblik heeft hij gedacht aan vluchten. Toen nam hij huiverend van geheimzinnigheid, de grijze redingot met den fluweelen kraag; alles werd anders, hij voorvoelde al vaag het avontuur, dat hij een jeugd lang had verbeid. Het vreemde licht van fakkels door de zalen, verkleede kindren liepen fluistrend rond, twee liepen naast hem, spraken, hij verstond: Frantz de Galais, die was zijn bruid gaan halen. Des morgens vroeg was hij het eerst beneden, liep door den grooten tuin, toen zag hij haar; mijn God, mijn God, wat is het leven zwaar, mijn God, wat was het licht, toen wij nog speelden. [pagina 295] [p. 295] Het water glanst, de boot ligt aan den oever, hij ziet haar vreemden blik, haar mond, die lacht; ‘u bent zoo mooi’, hij zegt het schuw en zacht, haar mond wordt strak, haar oogen worden droever. Maar één ding is gezegd, hij zal het niet vergeten: ‘ik kom terug’ en zij antwoordt: ‘ik wacht’, en verder niets, dan komt de laatste nacht, elk feest is in minuten uitgemeten. Misschien, als Frantz niet was teruggekomen, of mèt zijn bruid, had zich het lot gewend, maar wie de jeugd en jeugd's verlangen kent en dit verhaal van nacht, kaarslicht en droomen van vriendschapseed, het schot, het vreemde loopen van het witte spook in 't woud, die weet: een leven wordt vervuld door d'afgesproken kreet, er is geen vlucht, de weg der jeugd blijft open. De ochtend kwam, het rijtuig stopte even, de brave boer wees hem den weg naar Sint Agaath; hij keek, nog slaaprig, langs de grauwe straat: daarachter lag de school, waar hij niet meer kon leven. Vorige Volgende