De Gemeenschap. Jaargang 13(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Jan Engelman De engel In de kamer, waar het duistert, heb ik bevende gefluisterd: gord mij tot Uw leven aan, laat mij in het zwaaien staan van de innerlijke Zon die niet eindigt of begon! Want ik leef nog in prieelen waar de zachte vogels kweelen, zingend van het paradijs ben ik lachende op reis door een landschap dat verdwijnt als geen jeugd het meer beschijnt. Maar ik zie de groote droomen der geslachten, hoor het stroomen van de diepe waterbron waar een knaap zijn lied begon, bevende, maar niet te vroeg, toen de smart een wereld sloeg. Wat ik altijd heb gedragen, maar niet voor zijn uur wou vragen om bereidheid en de lust die geschonden leven kust, bleef nog veilig en behoed onder 't zorgloos zingend bloed. Die ik aanriep is verschenen en zóó tastbaar om mij henen, dat ik 't glanzen van Zijn oog, waar mijn lot zich in bewoog, vlak nabij een waterkoel aan den glans van 't mijne voel. [pagina 15] [p. 15] Engel die mij heeft verkoren, nimmer heb ik U verloren. Toen ik vreemde wegen ging naamt Gij mij als vondeling en bedekte mijn gelaat met een plooi van Uw gewaad. Weer hoor ik Uw goudbazuinen achter velden, achter duinen, achter weedom, achter brand van mijn tuin en van mijn land. Alle weelde die ik keer vind ik in die tuimling weer. Zal ik tot uw goedheid komen, Visioen, vertraagde droomen, nu mijn werkelooze hand wilde namen schreef in 't zand en het hunkeren van mijn mond overal een antwoord vond? Aan mijn tafel neergezeten zie ik Schoonheid, vind het Weten dat Uw ster, waarvoor ik beef, 't diepste licht des levens bleef en ik zelf een bedelkind tot haar licht mijn voorhoofd mint. In den laten gloed der ramen schrijft Gij neder alle namen - en Gij spaart mijn afkeer niet - die nog wachten op het lied dat geen scha van menschen ducht en de wereld niet ontvlucht. [pagina 16] [p. 16] Alle vleesch gaat in de asschen tot geen bloem meer op wil wassen - maar Uw ster heeft mij bewaard voor de lichtste rozengaard: eeuwig veilig, eeuwig vrij, eeuwig stil en God nabij. (Dolf Henkes) Vorige Volgende