De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 451] [p. 451] Felix Rutten Vaart naar Hellas Laat ons naar 't schoone land der Grieken varen, Waar 't ruischen der azuren zee Den zang nog wiegt van Orpheus' gouden snaren En, wonderbaar, Aphrodite Aan 't schuim ontsteeg der overbloeide baren. Reeds beurt het verre land de ivoren kruinen: Gebergte sneeuw-omrand In 't licht der stralen die ten avond schuinen, Ontvonkt tot rozenbrand: De Goôn gaan om door 't bloeien dezer tuinen. Zie 'k trotsch getopt, Parnas, uw steilte wenken: Deez rijzende urn van paars en brons Die overvloeit van zang en zoet gedenken, - En zal uw heilge bronwel ons Verlangen met haar gouden vloeien drenken? Wij zullen er met koppige bokjes spelen, Den nooit gestorven Pan ter eer, Bij 't dartlen over veld van asphodelen En hooren - als de God weleer - De herdersfluit in verren avond kweelen. Gevallen zijn de tempels en altaren; Hun offerkrans verslenst. Zoo al uw mythen ook maar droomen waren, - Met naamloos heimwee wenscht Mijn oog op uw gewijd palet te staren. [pagina 452] [p. 452] Wat is die burcht-bekroonde rots, de steile, Waarheen de bark haar snebbe richt? ... Wij blijven voor de Acro-Corinth verwijlen. - Wat nu de flanken beurt in 't licht Is Salamis: een schip met purpren zeilen. Zie: wit, een ster is in den damp verschenen, Die 't einddoel van ons varen is ... Zij groeit: een vlam, - een vuur. Een elpenbeenen Blank visioen: de Acropolis. En dronken-juichend schrei ik 't uit: Athene! (Lambert Simon) Vorige Volgende