Blijdschap en ergernis.
Er is Roomsche blijdschap geweest op de ‘Marnix van St. Aldegonde’. Pater Hyacinth Hermans, u weet wel, die bekende priester, die naar eigen zeggen zich nooit op den preekstoel thuis heeft gevoeld en daarom maar het beroep van journalist koos, heeft het in roerende bewoordingen in ‘De Maasbode’ getuigd. Genoemd schip was uitverkoren voor het houden van een Roomsche Reis-Reunie’, waarbij een tocht naar Kopenhagen werd gemaakt.
De voordeelen van een dergelijke reis zijn legio. De pater somt ze alle op en ouders van huwbare dochters, leest vooral dit ‘jongelieden, die anders nooit gelegenheid vinden om elkaar te ontmoeten, komen nu dagen achtereen vriendschappelijk bijeen, leeren elkaar kennen en waardeeren, als in één grooten familie-kring’.
En gezellig dat het er was. Nadat een gemeenschappelijk avondgebed was gehouden, is er des avonds vroolijk gezongen, muziek gemaakt en gedanst. U schrikt al zorgzame vader en moeder en meent, dat uw jongen of dochter daar niet bij behoorde.
U vergist zich dan deerlijk, want elk verscholen hoekje is nauwkeurig bewaakt en een oude pastoor is als een politie-hond rondgegaan om te kijken, of niemand zich aan minnekozerij overgaf.
Deze eerbiedwaardigaard scheen nu juist eens te zijn meegegaan, om zich eens heerlijk te ergeren, maar hij is diep teleurgesteld.
Luister maar, hoe geestig volgens den pater, die zich uitstekend vermaakt schijnt te hebben, de feestredenaar, kapelaan Drost, dat 's Zondags zei: ‘ik ontmoette een ouden pastoor aan boord, die overal op dekken en in salons had loopen zoeken, of hij zich niet aan iets ergeren kon, maar hij erkende 't eerlijk, hij had nergens kans gekregen’. Arme stakkerd. Nu had hij zoo'n mooie gelegenheid om eens stof op te doen voor een donderende predikatie, want, niet-waar, waar zooveel Roomschen van beider kunne op een boot te zamen zijn, mag je toch wel verwachten, dat er tenminste iets gebeurt, wat niet in den haak is. Foei, eerwaarde, om zoo het kwaad te zoeken. U hebt ons Roomsche volk weer aardig beleedigd door als een bijzonderheid te vertellen, dat u niets hebt kunnen vinden. Voor het bestuur van de Roomsche Reisvereeniging, dat zoo zijn best doet de menschen netjes Roomsch te doen reizen, lijkt me uw getuigenis evenmin een compliment. Natuurlijk hebt u zich nu geërgerd, omdat u zich niet ergeren kon. Een volgende maal moet u beslist het spelletje ‘Mensch erger je niet’, mee aan boord nemen en vraag dan Hyacinth als speelgenoot. Ik ken een ander middel om ergernis te verdrijven, maar dat is voor u niet goed.
A.-i.