De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Leo Boekraad De biecht is als de nacht I. Voorbereiding. Op eenmaal heeft de nacht, trouw als een wachter opgesteld der eeuwigheid, mij van haar macht het schoon geheim verteld: ‘Nacht werd gespreid als doodskleed om de baar der aarde; de luister die God ons bewaarde om ongezien nog in de beek van Tijd, na dood, het lichaam met Zijn zuiverheid opnieuw en stralend te omkleden, heeft op Zijn hoog bevel de nacht betreden. En maan en sterren, uit Gods eeuwigheid verbannen naar het heden, staan immer - juichende bereid om zwarte zonden te herleiden op Licht -’ Zal ik mij langer laten beiden om dit schoon doodskleed over mij te spreiden? II. Dankzegging. De krachten die het lichaam won op deze baar; dit triomfante leven dat in mij steeg, nu ik begon beter te zijn en meer verheven dan ooit mijn aarden lichaam was geweest! Maar kent de nacht! Hoog van Gods bergen klom de Geest [pagina 298] [p. 298] omlaag: verbroken zijn de banden die ons gekluisterd hielden aan het Beest: Vrij, op Zijn Adem, gaan wij door de landen als vuur en wind. Dit Pinksterfeest zingt door de nacht en brandt ons in de handen. De Biecht is als de nacht trouw als een wachter opgesteld der eeuwigheid; en van haar macht heb ik het schoon geheim verteld. (Vignet Jozef Cantré) Vorige Volgende