| |
| |
| |
Willem Nieuwenhuis †
De poorten van het Vaticaan
De bronzen poorten van het Vaticaan zijn geopend. Aan kleine, doch in hunne beteekenis zoo weidsche en grootsche dingen, kan ook de eenvoudigste mensch den gang der wereldgebeurtenissen aflezen. Misschien is de beteekenis van de vrij-wording des Pausen, de vrijwording van den Opperpriester op zijn gouden Priesterfeest, nooit zoo duidelijk geworden voor onzen geest en ons hart als bij het lezen van het bericht, dat de groote bronzen poorten van het Vaticaan, waarvan sedert de inneming van Rome slechts één deur geopend was, thans wijd-uit open staan, als strekkende armen naar alle volkeren en alle groepen, als een stomme maar niet minder welsprekende uitnoodiging, opdat de volheid der volkeren binnenkome in de veilige bark van Petrus, in het Huis op de Rots, in de armen van den Stedehouder Christi, in de armen van God-zelf. Zeker: tot nu toe was de Deur geopend - de Deur is opengesprongen door den schok, waarmede eens het Kruis waaraan Gods Zoon sterven zou, plofte in de aarde - doch slechts ten halve, de deur stond als 't ware op een hier. Zeker: de Deur, waarmede het contact van de wereld met den Vader geschiedde, was nooit gesloten, doch de Vader was niet volledig en volkomen vrij. Er zijn twee zaken, twee elementen, in dit verhaal van de groote bronzen poort, die ons moeten ontroeren tot diep in de ziel. Vooreerst: dat de groote bronzen poort nooit geheel gesloten werd; slechts één deur stond daar gesloten, somber en zwijgend, een welsprekende klacht en een aanklacht tevens. Doch ieder oogenblik kon ook die deur wederom, knarsend en zwaaiend op haar hengsels, worden geopend. Er is in dit alles een geduld, een vertrouwen, een verwachten van Gods
| |
| |
Barmhartigheid, dat niet alleen ons allen diep treffen moet, doch dat ons moet bemoedigen, ons vertrouwen weer moet verlevendigen. Het onrecht, het vergrijp, de zonde jegens den Stedehouder van Christus begaan, was niet voor dien Stedehouder een onherstelbaar iets, iets dat nooit meer kon worden goedgemaakt, de bronzen poorten leidend naar een verleden dat nooit terugkeeren kon, behoefden niet te worden gesloten. Jaar na jaar verstreek, Pausen gingen en Pausen kwamen, keizers en koningen vielen, de wereld veranderde van aanschijn, de mensch scheen trotscher te worden dan ooit te voren, de wereldbrand kwam, de mensch, die zich wilde ontwikkelen - naar het woord van den dichter - van protoplasmacel tot God, vond zich terug als een dier, wroetend in de aarde om het veege leven te redden voor den medemensch, voor den medegod, die als een wolf rondsloop om hem te verderven. De bronzen poort van het Vaticaan bleef half geopend, terwijl 't temidden van het razen der volkeren meer en meer een dwaasheid scheen om te verwachten of te vertrouwen, dat ooit een tijdperk zou wederkeeren, waarin het onrecht zou worden hersteld: een onrecht dat - laten wij 't eerlijk erkennen - niet tastbaar en reëel stond voor het bewustzijn der katholieken, dus zeker in de overwegingen der zoo dikwijls van God afgekeerde leiders der staten en volkeren geen plaats innemen kon. Toch heeft het stille, biddende vertrouwen van het Vaticaan al dat onaantastbare, al dat gevestigde, al dat onvermurwbare van de wereldsche wijsheid, die onrecht schiep en onrecht bestendigde, overwonnen. Al willen wij op dezen stralenden feestdag niet allereerst volgens een ingekankerde Hollandsche gewoonte, zoeken naar het paedagogische, de les, het vermaan - toch kunnen we het leerzame, dat voor ons in dit
alles verscholen ligt, niet voorbijzien. Wij zijn voorzichtige menschen, en dat is goed; wij zijn nuchtere menschen, dat is ook goed maar 't is toch maar met mate goed. Wat ons wel eens
| |
| |
ontbreekt, is dat groote vertrouwen, dat bergen verzet; is dat stille, maar zoo sterke hopen tegen alle hoop in; dat is de geestdrift, die 't onmogelijke mogelijk maakt, en die, wanneer de voorzichtigheid niet meer weet wat te doen en weifelend blijft staan, 't er met God en voor God op wagen durft! Dat is de les van de bronzen poort, die alleen voor de helft geopend werd.
En het tweede element in dit schoone verhaal van het openen der bronzen poorten van het Vaticaan, schoon en blinkend als een Middeleeuwsche legende, is wel dit: dat aanstonds toen de Paus, de Opperpriester, weer vrij was en onafhankelijk van iedere aardsche macht, de beide bronzen deuren openzwaaiden. Dit is als een plechtige bevestiging van de nieuwe positie, die Kerk en Pausdom reeds sedert eenigen tijd, doch nu openlijker, beslister, krachtiger in de wereld innemen. Voor mij wil dit openzwaaien der groote poorten ook zeggen, dat de Kerk niet alleen de volheid der volkeren wil zien binnenstroomen, doch ook dat de Kerk zelve met de volheid van Hare genaden en schatten des heils de menschheid tegemoet treedt. Het laatste kwart der negentiende eeuw, tot omstreeks de wende dezer eeuw, zien wij Kerk en Christenheid voornamelijk aangewezen op het defensief, pogende het Christen leven en de Christen cultuur te redden en te beveiligen voor den woedenden storm van ongeloovige leeringen en ondermijnend zedenbederf. Doch in de latere jaren en vooral in de jaren na den wereldbrand verandert dit schouwspel:de strijd wordt heftiger, doch de stelling door de Kerk in dien strijd ingenomen is anders, meer en meer wordt de Kerk, en worden ook de Katholieken, doordrongen van het verlangen, doordrongen ook van de kracht, om de nieuwe wereld, die rondom ons is opgegroeid, te kerstenen. De missieijver groeit; meer en meer worden de Katholieken zich bewust van hunne apostolische taak; terwijl ook langzamerhand de geaardheid der Katholieken weer ruimer wordt, langzamerhand
| |
| |
worden meer en meer terreinen van het openbare leven betrokken in onze activiteit, een apostolische drang wil niets meer van wat in leven en wereld ontstaat en opgroeit laten buiten het domein van onzen Goddelijken Koning. En het openzwaaien der bronzen deuren van het Vaticaan heeft in dit opzicht een symbolische, doch ook eene zeer reëele beteekenis. De Kerk ook is overtuigd, en alle Katholieken moeten ook hiervan overtuigd zijn, dat naar Schaepman's woord, in isolement alleen geen kracht ligt, isolement is wel een middel om kracht te vergaren. De Kerk kan door de woede der vijanden gedwongen worden schuil te gaan in de catacomben, opdat de ingewanden der aarde het heil aller menschen bewaren, doch de Kerk kiest niet zelve een schuilplaats tot verblijf, de stralende Moeder der Menschheid wil rondgaan tusschen Hare kinderen over heel de aarde, en waar Zij kan stoot zij de bronzen deuren van Haar verblijf open, opdat wij des te gemakkelijker zouden kunnen komen tot Haar, en Zij tot ons. Waar Zij gedoemd wordt tot het leven der catacomben, daar streeft Zij weer naar het licht; ook in Mexico trekken heden de priesters weer de openbare heiligdommen binnen, en verlangend staren onze oogen weer naar Rusland, het onmeetlijke, zwijgende Rusland, krommend onder het leed, dat echter een voorteeken schijnt der groote herleving van dit zoo naar God uitziende volk. Opent de bronzen poorten, opdat de Moeder der Menschheid met den Wijn der verstroosting en de Olie der zalving kunne uittreden naar alle volkeren, die zoo diep, zoo diep lijden nog onder het wereldwee, dat over ons werd afgeroepen toen de mensch zijn God vergat!
Het openen der bronzen poorten van het Vaticaan luidt, naar wij vast vertrouwen, een nieuw tijdperk in, een tijdperk van sterker en grooter contact van de menschheid met de Kerk, en dus ook van de menschheid met
| |
| |
God. Want ongetwijfeld is door de gebeurtenissen der laatste tijden de Kerk nader getreden tot de menschheid. Eerst langzamerhand zal dit nieuwe, dit herstelde, in de geschiedenis der menschheid, zich in zijne volle grootheid openbaren. Duidelijker dan ooit zal dan worden gedemonstreerd, dat de Paus onderdaan is van geen enkele natie, teneinde de Vader en de Priester te zijn van alle natiën. Sterker dan ooit zal dan blijken, dat de Paus onafhankelijk wil zijn van ieder wereldlijk gezag, teneinde als Vader en Priester allen te dienen, allen te steunen. En door ieder die zien wil, zal nu ook niet worden ontkend, dat de Paus is een geestelijk machthebber, dat hij uitoefent een geestelijke macht, en dat alle overwegingen van politiek, usurpatie of van imperialisme Hem vreemd zijn. Wijst mij de natie, wijst mij de politieke macht, die bij een schikking met den tegenstander bereid is alles op te offeren, alles wat tot deze aarde behoort, om alleen de volledige geestelijke vrijheid te verwerven in het hoeden van Gods kudde. Ook de Paus had het recht gehad om een volkomen en volledig herstel van den Kerkelijken Staat te eischen, doch in zijne edelmoedige dwaasheid of dwaze edelmoedigheid - doch dit is de dwaasheid van het Kruis - vraagt hij niets, geeft hij alles, wanneer hem de zuivere, volkomen onafhankelijkheid maar wordt geschonken, wanneer vrede en verzoening met Italië worden bereikt - voor het heil der zielen. En de Paus durft een overeenkomst aan te gaan met een grooter en machtigen staat, terwijl Hij tevens als met eene heilige argeloosheid verklaart, dan Hij nooit in staat zal zijn om het nakomen der verplichtingen af te dwingen: hij bezit geen enkel machtsmiddel, geen enkel wapen. Hij heeft niets dan de smeekende handen van den priester. De
grooten der aarde, wanneer zij verdragen sluiten, dan zien zij achter de tegenpartij naar zijne macht en kracht, en zelf zien zij om zich heen, naar wat zij ter bewaking en ter verdediging der over- | |
| |
eengekomen rechten in het veld kunnen brengen. Hoe geheel anders de Paus? Hij heeft geen wapenen, niets kan Hem beschermen, niets kan Hij inzetten tot tegenweer: doch Hij zegt te vertrouwen op God en op den goeden wil der menschen.... Wij zijn hier niet bijeen om te leeren, doch om te jubelen, maar nochtans: welk een voorbeeld vol grootschen eenvoud voor de leiders der volkeren en der staten, die niet kunnen denken aan een ander recht dan dat gesteund moet door de macht der bajonetten, en die nog al te veel voeden en versterken dien geest van wantrouwen en naijver, die hoogsten waarborg voor het recht niet ziet in het karakter van recht, doch alléén en uitsluitend in de macht die het recht moet beschutten....
Waarom doet de Paus zoo geheel anders? Het antwoord is zoo eenvoudig, dat onze gecompliceerde wereld 't niet meer schijnt te kunnen begrijpen. Omdat de Paus voor alles priester is; vóór alles beoogt het heil der zielen. Omdat de Paus niets anders zoekt dan het geluk der zielen in de eeuwigheid. Omdat de maatstaven des Pausen zoo geheel anders zijn dan die der wereld. Omdat de Paus alles beoordeelt als opperpriester, omdat het sluiten van het verdrag van Lateranen voor hem weer op de eerste plaats is een priesterlijke daad.
Het is een goede gedachte geweest der Alkmaarsche Katholieken om dezen middag een gezamenlijke herdenking te houden, zoowel het verdrag van Lateranen te gedenken als het gouden priesterfeest des Pausen te vieren. Wij kunnen niet doordringen in de raadslagen der Goddelijke Wijsheid, doch behoort 't niet tot de finesse, tot de edele hoofschheid, waarmede de Geest Gods ons zieleleven leidt, dat juist in het jaar van 's Pausen Gouden Priesterfeest dit verdrag, dit priesterlijk verdrag, tot stand kwam? Heeft de Geest Gods hiermede zelf niet willen wijzen naar de innerlijke beteekenis van dit verdrag, dat de Paus weer sterker dan ooit
| |
| |
maakt tot den Opperpriester van heel het volk Gods, uit allen stam en tong en ras en natie, onafhankelijk van allen, om destebeter aller leider en aller dienaar te kunnen zijn?
Het Pontificaat van Pius XI zal eens, naar mijn vaste overtuiging, worden gesteld onder die geweldige historische pontificaten, die als 't ware het aanschijn der aarde deden veranderen. Wij zijn niet zoo kinderachtig om verschillende pontificaten tegen elkander af te wegen, alsof de roem van den één niet kan worden verhoogd dan door den roem van den ander te verkleinen. Zooiets hebben de Pausen waarlijk niet noodig om hunne historische grootheid te handhaven. Wanneer wij de geschiedenis van onzen eigen tijd nagaan, dan kunnen wij niet ontkennen, dat telkens weer een Paus optreedt, die beantwoordt aan de meer bijzondere behoeften van dat tijdperk. De huidige wereld, de huidige cultuur, is veelzijdig, vèrstrekkend, weidsch. In Pius XI treedt een man op aan het Hoofd der Kerk, veelzijdig doch evenwichtig georiënteerd, die door zijne werkzaamheid als geleerde, als boekenkenner mogen we wel zeggen, doch tevens door zijn arbeid op het terrein der Europeesche diplomatie - hoe eigenaardig vèr schijnen deze terreinen van menschelijke activiteit niet, en hoe eigenaardig hoe voorbeschikt hun samentreffen in de figuur van dezen Paus! - al deze verwikkelingen van cultuur en politiek kent en beheerscht. En toch: de historieschrijver, die eens de beteekenis van dit Pontificaat voor de na ons komende geslachten zal pogen te schetsen, hij zal niet hier de kern vinden van dit groote leven. Want de kern van dit groote leven is tenslotte het priesterschap.
Een der meest bekende Fransche katholieke wijsgeerige schrijvers bracht enkele jaren geleden een bezoek aan den H. Vader, die toen tot Hem zeide: ‘Après la Messe, ils me viennent des idées’... ‘Mijne denkbeelden mijne ideeën, komen tot mij na de H. Mis’. Zoo is de
| |
| |
H. Mis voor den H. Vader het centrum van zijn leven; zoo is voor hem het Priesterschap het eerste, allesoverheerschende in zijn bestaan. En wij vinden ook steeds in het groote en grootsche leven van den H. Vader dat Priesterschap weer. Onder den last van een geweldigen, schier ondraaglijken arbeid, schijnen zijne verlangens toch 't meest uit te gaan naar de zielzorg. Als bibliothecaris te Milaan weet hij de kleine schoorsteenvegers uit de stad om zich heen te verzamelen des Zondags: hij leest de H. Mis voor hen, hij leert hen den catechismus. En datzelfde zien wij hem doen voor de jeugdige balletdanseressen van de Opera te Milaan. Hij brengt ze bijeen, hij zorgt er voor, dat ze in de gelegenheid zijn om des Zondags de H. Mis bij te wonen. Een symphonie in zwart-en-wit, die schoorsteenvegertjes en balletdanseresjes, maar is 't niet bij uitstek priesterlijk, dat zoeken juist van kleine, hulpelooze groepen in de samenleving, die al te veel en al te spoedig worden vergeten?
Waarom zijn de bronzen poorten van het Vaticaan geopend? Een Priester, gekroond met het goud, treedt door de open poorten de Menschheid tegemoet, de armen verlangend uitgestrekt om allen te omhelzen, als de Goede Herder, niet anders verlangend dan ook het verst-afgedwaalde schaap op de schouders te dragen naar de kudde! Want de wereld heeft vooral noodig, de wereld zoekt dikwijls onbewust den Vader, den Priester, den Man des Vredes. Er is onder al dat dolen en zoeken der menschheid toch dat verlangen naar een centrum, naar een centrale figuur, bij wien wij veilig kunnen zijn en aan wien wij ons ook veilig kunnen toevertrouwen. Volk blijft opstaan tegen volk; klasse verheft zich tegen klasse, en waar zijn de groote, verzoenende leiders, die boven alle verscheuringen en alle verdeeldheden uit, de eenheid der menschheid proclameeren, en ook in staat zijn de eenheid der menschheid
| |
| |
te verwezenlijken? God heeft het menschenhart het diepst gepeild, hij kent ons verlangen naar eenheid, naar eenwording, en Hij wist, dat dit verlangen niet kon worden bevredigd door eene bloedelooze abstractie, of door een schimmig spel van ons denken. In den Opperherder, in den Stedehouder van Christus op aarde, geeft Hij ons den mensch, vleesch van ons vleesch, bloed van ons bloed, die de belichaming is onzer eenheid, de veilige en onfeilbare Loods, die door alle stormen van leven en wereld heen de menschheid voeren kan naar hare eeuwige bestemming. Wij klagen zoo dikwijls over dezen tijd, soms zelfs wordt een ontmoedigde toon gehoord, doch wanneer wij slechts twee jaartallen vergelijken: 1870 en 1929, dan moet de ontmoediging in bemoediging verkeeren. Want dan kan niet worden ontkend, hoe ontzaglijk sterk de invloed van het centrum van het Katholicisme is toegenomen, hoe geweldig dit centrum van Katholiek leven gewonnen heeft aan beteekenis en waar de kern groeit, daar kan 't niet anders of alles daar omheen moet mede groeien in kracht en invloed. En wanneer hier iets ontbreekt, wanneer vooral de afval der massa ons bezorgd maakt, dan moeten wij ons afvragen, of wij niet tekort schieten, juist tegenover het volk, juist tegenover de massa in het vaderlijke, het leidende, voedende, steunende, in dat heelend en zalvend priesterlijke, dan moeten wij ons afvragen of vooral de machtigen en rijken onder ons wel altoos en wel voldoende zijn: vredestichters in hunne woonplaatsen.
Vergeten wij 't niet, Katholieken, de groei en invloed en beteekenis van het Pausdom legt ook op ons zware verplichtingen. Wij zijn de kanalen, waardoor die invloed en beteekenis zich moet verspreiden om het heil van dien invloed te brengen tot de volkeren en de staten. Van ons zal waarschijnlijk niet worden gevraagd voor den Paus te strijden en desnoods voor hem te sterven.
| |
| |
De Katholieken van dit geslacht, vooral de jongeren onder hen, hebben een andere taak, en daar ik mij zoo graag inbeeld nog tot de jongeren te behooren, wil ik op die taak wijzen: Wij moeten voor het oude en altoos jonge Pausdom leven, en er zóó voor leven, dat het Pausdom door ons, door onze Katholieke activiteit op alle terreinen des levens, verjongend inwerkt op volkeren, staten en culturen, opdat al het vale, overleefde en doodsche ook in ons West-Europa wijke voor nieuwe bezieling, kracht en leven. ‘Monseigneur! Les jeunes catholiques de la Hollande sont des catholiques, je dois le dire, assez turbulents, mais la turbulence a été toujours un peu le devoir de la jeunesse. S'ils ont les défauts de leurs qualités, ils ont aussi les qualités de leurs défauts. Mais en cette heure solennelle je crois pouvoir vous dire en leur nom, qu'ils sont prêts comme nos ancêtres à verser le sang de leur jeunesse pour la liberté et l'indépendance de notre Père commun. Mais aussi ils sont prêts à vivre pour le Pape, vivre pour le Père et le Prêtre de tous les peuples en de toutes les nations. Ils sont prêts à faire revivre et à répandre partout l'influence salutaire de cette Papauté, qui a été et qui est vraiment la couronne de gloire de notre vieil Europe et qui sera de nouveau la gloire, la jeunesse, le splendeur d'une culture chrétienne ressuscitée parmi les peuples et les nations’.
En wij allen Katholieken, wij willen onze schouders zetten onder dat werk der hernieuwing, dat begint met de hernieuwing van het Pausdom in al zijne grootheid en majesteit, en vandaar zijn stralenden zegetocht voortzet onder alle volkeren en natiën, op alle terreinen des levens. Want dan zwelt de drom, dan wordt de schare grooter en wijder, die schare waarmede Christus medelijden heeft gehad, en die Hij voeren wil uit de schaduwen des doods in het glorielicht der Godheid. Dan zullen eens in waarheid de poorten worden opengestooten voor ons onvergankelijk bestaan, dan zal heel de menschheid
| |
| |
eens aanheffen het: opent uwe poorten voor den Eeuwigen Koning, die ons gevangenen met zich mede voert omhoog. Als een stoet van Heiligen, als een volk van Koningen.
(Vignet Henk Wiegersma)
|
|