De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 868] [p. 868] Arnould GrebanGa naar voetnoot1) Maria tot haar zuigend kind Mijn liefste kind, nu ik zoo dicht U bij me zie en in mijn armen Uw koude lijfje mag verwarmen, Mij spieg'len in Uw oogenlicht, Nu weet ik dat er geen geluk Ooit mijn geluk zal overtreffen Moest ik de volheid gansch beseffen Van deze vreugd, mijn ziel brak stuk. Ik voel een brand, die niet te blusschen Mijn hart en ingewand verschroeit. Nu zooveel vreugd mij zóó doorgloeit Vind ik geen woorden, enkel kussen. Hier zijn mijn lippen, hier mijn borsten, Hier zijn mijn tranen, hier mijn melk, Neem wat ik heb en laat naar elk Ander geluk vergeefs mij dorsten! Kind van den allerhoogsten God, Mijn eigen Kind, mijn Zaligmaker, Mijn Zuìgelìng en mijn Bewaker, Mijn teerste zorg, mijn zaligst lot, Mogen mijn tranen alles zeggen, Waarvoor mijn mond geen woorden vindt, Ik ben Uw moeder, Gij mijn kind, God, dien ik in Zijn wieg mag leggen. voetnoot1) Fragmenten uit ‘Een Spel van Kerstmis’, vertaald door Anton van Duinkerken, dat tijdens de kerstweek door ‘De Passiespelers’ te Amsterdam zal worden vertoond in de groote zaal van het Concertgebouw. Vorige Volgende