De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 613] [p. 613] Luc. van Hoek Zot briefke Weet ge 't nog lief, van de Demervallei en weet ge 't nog van den Vinkenberg? Wij dansten en zongen alle nonnen te erg! maar de boeren die juichten! Joechei! Hoe stond het mee die zute rivier? Ik vleide: ‘zuut water’, maar gij zeed: ‘nee goud en blinkender is mijnen stroom; en zo oud als ons Brabants geslacht dees revier’. En bloeiden er geen blommen aan den heuvelwand, klein paradijske van witte en gele? Die vlochte-gij lijk ene snoer van juwelen: diadeem rond oew hoofd, hertogin van mijn land. O! En er vaarde een wolk goud en wit aan het blauw! Wij vonden het een snel schip mee zeilen, Ik riep een stoer woord naar dees blinkende ijlen, toen had het een lading: mijn beloftes veur ou. Hoe heeft Ons-Lievrouwke dees wandeling gezegend? Herinder oe, toen we onder een boomke gingen waar boeren heur beeld tussen sjerpen hingen heeft het bloesems op onzen kop geregend... Ai, weet ge 't nog lief, van de Demervallei en van de wolk hoog boven den Vinkenberg? Wij dansten en zongen alle nonnen te erg! maar de boeren die juichten! Joechei! Vorige Volgende