De Gemeenschap. Jaargang 10(1934)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 243] [p. 243] Louis de Bourbon De witte vrouw Ik wilde dat gij eenmaal bij mij waart Te liggen aan mijn zijde, rild en zacht Zoo rank, zoo aardsch als ik u heb gemaakt Zoo wit als ik u maakte, uit niets, uit nacht. Maar gij zult altijd wel mijn droombeeld zijn, Mijn liefst verlangen en mijn zwaarst verdriet En van mijn eenzaamheid de diepre pijn In het dof besef: zij is op aarde niet. Zij zal niet zijn, mijn handen staan vergeefs Als witte bloemen aan het open raam Misschien de wind, die om mijn oogen zweeft Dat die haar stem weet en haar heldre naam. Viel ooit een schaduw van haar glanzend beeld, Wanneer ik droomde, in eens anders droom? Zou er één zijn, die hun kring met mij deelt Om de geboorte van haar huivrend schoon? Vorige Volgende