| |
| |
| |
Hagel
Vluchtkelder-wee.
Wij lazen in ‘De Bourdon’, het apologetisch weekblad onder redactie van Pater Dr. G. Vrijmoed o.f.m. een verschrikt artikeltje over ‘Onze moderne beschaving’. Het behelst ‘met ontzetting’ de kennisname van een dagbladbericht, waarin de bouw van den eersten vluchtkelder tegen gasaanvallen in ons land wordt aangekondigd. In den Haag vestigt men namelijk een nieuw groot warenhuis en omdat de reclame met een daktuin niet aardig meer is, nu elk hoog gebouw er een heeft, zocht de eigenaar een attractie in de andere richting, benedengronds. Om het ‘echter’ te maken verzekerde hij zich van adviezen van den Generalen Staf en liet een detail-beschrijving opnemen van de ‘sluisdeuren’ die erin komen en van luchtkokers met filter-apparaten, die op het dak uit zullen monden.
‘De Bourdon’ geeft daarbij nu eenige bespiegelingen over den stand der beschaving in een land, waar dergelijke beveiligingsmiddelen noodzakelijk worden. Als deze ernstig bedoeld zijn tenminste, wat het blad aanneemt, maar waarvan het ons nog niet overtuigt. Wij zien het wel uitdraaien op een leuke gelegenheid voor de dames om er thee te drinken na een vermoeiend winkeluur, onder zachtrose wandlampjes en bij een strijkje. Voor gas behoeft men er niet banger te zijn dan overal elders, die fameuze luchtkokers staan immers borg voor regelrechte verstikking als de bommen op het dak zelf vallen. Neen, dat heeft de Generale Staf stellig niet bekeken. Men moet maar eens studie maken van het luchtbombardement in de film ‘De waanzin van den oorlog’, die hier in Holland geen publiek trekt omdat het een zgn. vredes-film is! Daar vindt men van de hooge gebouwen dak noch kelder terug. Met de moderne scheervlucht, waarbij het aanvallend luchteskader in razende snelheid op minimale hoogte passeert, zonder dat 't afweergeschut er iets tegen doen kan, is de laatste veiligheid verdwenen. De verklaringen van de experts in dit opzicht zijn duidelijk. ‘De Bourdon’ heeft het daarbij over de eerste vluchtkelder, maar hier is ze abuis. Het speelsch toeval wil, dat er allang een is in de plaats zelf, waar het blad verschijnt, namelijk onder de nieuwe villa van een der directeuren van een Delftsch grootbedrijf. Maar die is natuurlijk niet voor 't publiek bestemd, alleen voor familie en kennissen. De bezitlooze is in dit opzicht alweder volkomen aangewezen op de wonderdadige bewaring Gods, buiten de vluchtkelders. Het is te hopen, dat hij daarop betrouwt, want het lijkt er meer en meer op, dat dit vertrouwen de eenige redding uit de lugubere bedreigingen inhoudt. Tenzij de logica der volkeren nog tijdig komt tot de onwettig-verklaring van gas, luchtbom en gelijksoortig technisch moordtuig, waarmee ook onschuldigen moedwillig zullen worden
omgebracht, tegen den wil Gods, die alleen het kwade straft.
A.J.D.
| |
| |
| |
Een onding.
Wij leven wel snel tegenwoordig. In 1929 en 1930, toen de R.K. Kamerfractie nog onder leiding stond van Monseigneur Nolens, publiceerde het maandschrift ‘De Gemeenschap’ eenige kortere en langere beschouwingen over het befaamde artikel 177 van het Indische Regeeringsreglement. Allentwege werd onze meening bestreden, dat dit statuut een grove miskenning der katholieke rechten inhoudt. Zelfs de mededeelingen van den missionaris Pater van der Kolk, die zich op practische gronden tegen het voortbestaan van artikel 177 verzette, negeerde men. De katholieke bladen kozen de zijde van Mgr. Nolens. Men herinnert zich wellicht, hoe scherp de tegenstellingen werden toegespitst. Op 23 December 1933 bevatte het dagblad ‘De Tijd’ een vraaggesprek met Monseigneur M. Brans O.Cap., apostolisch vicaris van Padang op Sumatra. De interviewer deelt mee;
‘Op onze vraag naar zijn oordeel over het befaamde artikel 177 van het Indisch Regeeringsreglement, verklaarde Mgr. Brans deze bepaling onomwonden als principieel een onding en practisch een graag gemist instituut’.
En ‘De Tijd’ drukte dit af in vette letters! Is de waarheid dan een andere geworden sedert den dood van Monseigneur Nolens? Of was er bij diens leven een reden om de waarheid te verzwijgen, ja, tegen de waarheid te strijden, wanneer zij elders werd beleden?
Inzake artikel 177 heeft Nolens zich vergist. Zou hij dit wellicht niet hebben ingezien, wanneer men met het constateeren dier vergissing niet slaafs gewacht had tot na zijn verscheiden?
RED.
| |
Een teleurstelling
Jaren geleden gaf Gomarius Mes een overzicht van hetgeen de Nederlandse katholieken in ruim dertig jaren geschreven hadden op het gebied van wetenschap, letterkunde enz. Hoe onbeholpen Mes ook te werk ging, hij trachtte ernstig bibliograaf te zijn. Dikwels dachten wij: Mocht een vakman als pater Bonaventura Kruitwagen eens laten zien, wat de Nederlandse katholieken sedert het herstel der bisschoppelijke hiërarchie geleverd hebben! Nu zijn wij wel dankbaar voor de Jaarlijksche Boekenschouw, waarvan het pas verschenen veertiende deel op onze tafel ligt, maar dit werk vermeldt boeken van Nederlanders en buitenlanders, katholieken en niet-katholieken door elkaar, omdat het doel van deze uitgave is: leiding geven aan het R.K. volksdeel. Heeft de R.K. Nederlandse boekhandelaren- en uitgeversmaatschappij Sint Jan onze wensen vervuld met haar Catalogus van Katholieke Nederlandse Boeken (XIX en 272 blz., Amsterdam 1933)? Wij meenden het stellig, wijl pater Kruitwagen de inleiding heeft geschreven. Vol vertrouwen sloegen wij dus dit boek open om ... diep teleurgesteld te worden. De vereniging Sint Jan staat niet op 't standpunt van de bibliograaf, maar kent uitsluitend dat van de koopman. Laten wij dit enigszins aantonen. In zijn belangwekkende inleiding waarschuwt pater Kruitwagen ons al dadelik, dat hij ‘geen enkele bibliographische garantie’ op zich neemt. Had men hem de leiding gegeven, wij zouden ongetwijfeld een boek gekregen hebben, waaruit wij zouden kunnen aantonen, hoe het met de R.K. geestesbeschaving gegaan is sedert 1853 of beter wellicht:
| |
| |
sedert het begin dezer eeuw. Nu lezen wij in het ‘Voorwoord’, dat men zich als doel stelde ‘een zoo volledig mogelik overzicht te geven van alle in den gewonen handel verkrijgbare, naar den inhoud katholieke boeken, in Nederland uitgegeven’. Het doet er dus niet toe, of schrijver en uitgever katholiek dan wel niet-katholiek zijn. Vandaar dat b.v. een werkje van Henri Borel tegen de moderne dansen is opgenomen (blz. 52). De lijst geeft dus alle katholieke boeken, maar ook de boeken van alle Nederlandse katholieken? Neen, ook dat niet, want niet zijn vermeld ‘de boeken, die verspreid worden door uitgevers, die noch bij onze noch bij de neutrale zustervereeniging zijn aangesloten’. Wij konden niet beter zeggen, dat wij met een eenvoudige reklamecatalogus van de koopman te maken hebben.
Doordat men zich beperkte tot naar de inhoud katholieke geschriften, zoekt men tevergeefs naar werken van R.K. schrijvers over de planeten, het helium, scheikunde, malariakoorts, baarmoederontsteking, Indogermaans, afkomst der Bosnegers, enz. enz. Men vindt er dus niet de werken van de R.K. hoogleraren Barge, Keesom e.a. Maar wat doet nu Kollewijnspelling en Taalwetenschap van prof. dr. Gerlach Royen in deze lijst? Waarom dan ook niet zijn andere werken opgenomen en vooral zijn standaardwerk, dat hem de poorten der Utrechtse Hogeschool en der Koninklike Akademie van Wetenschappen opende? 't Is echter niet in Nederland verschenen. En is pater Stein S.J., de geleerde direkteur van de wereldberoemde Vatikaanse Sterrenwacht, ook onbekend aan de samensteller van deze boekenlijst? Ook missen wij ongaarne inventarissen, door dr. Schoengen, de onlangs overleden dr. Goossens en andere R.K. archivisten samengesteld, ja zelfs: de prachtige bibliografiese werken van niemand minder dan pater Kruitwagen zelf. Hem heeft men maar helemaal vergeten!
Zoals wij reeds opmerkten, is de samensteller niet steeds konsekwent geweest. Op blz. 121 v. vinden wij een korte en zeer onvolledige afdeling Taalkunde, op blz. 123 Natuurwetenschappen, op blz. 124 v. Toegepaste wetenschappen, hoewel de meeste werken, in deze afdelingen genoemd, naar de inhoud niets katholieks hebben. De rechtsgeleerde werken van Struycken, van der Grinten, Nolens, Koolen, Duynstee, Pompe en anderen heeft men maar bij Sociale wetenschappen ondergebracht. Het glashelder proefschrift van Nolens over de Staatsleer van St. Thomas van Aquino missen wij echter. Vele proefschriften trouwens, o.a. die van dr. A. Pompen, dr. C. Vrijmoed en dr. S. Emonds, zijn niet vermeld. Zo vonden wij in het register ook niet Annie Salomons en Maria Viola. Hebben deze begaafde en werkzame vrouwen inderdaad geen boeken geschreven? In de boekenlijst zelf vonden wij toch iets. Op blz. 152 immers lezen wij, dat Maria Viola een bloemlezing uit het verhalend proza van Jos. Alberdingk Thijm heeft samengesteld. Wij missen verder nog de werken van D. van Heel, Jacques Benoît, Henri van Hooff, onze ‘wereldkampioen’ in welsprekendheid (Voor Tien Minuten naar Amerika), dr. Poels' Tijdig, Meuleman's Het Levensrecht van de geboren vrucht, de werken van dr. C. Hentzen over het lager onderwijs, alles wat pastoor Juten en ingenieur Juten schre- | |
| |
ven enz. enz. Heeft de pas overleden prof. dr. Ligtenberg helemaal niets geschreven? Zijn welbekend Nog een tekort der Katholieken is niet eens opgenomen. Jet Campbell, die meestal de schuilnaam J. van Merle voerde, pater M. Lamers en pater P. Thieman hebben meer uitgegeven dan de boekenlijst vermeldt. Of zijn al de werken, die wij missen, uitverkocht?
Wij misten in het register ook C. Kops, die Dante's Divina Commedia in het Nederlands vertaalde. In de lijst zelf vonden wij echter op blz. 143; Dante, De Goddelike Komedie, door C. Kops 1927-31. 3 dln. Geb. ƒ 33,-. Waarom nu niet in catalogus zowel als register ook de naam Kops vermeld met verwijzing naar Dante?
Daar gaven wij aan de goede verstaander reeds een ander bezwaar van bibliografiese aard te kennen. De boekenlijst, die wetenschappelike waarde zou hebben, indien als beginsel was aanvaard de werken van R.K. Nederlanders op de juiste wijze te beschrijven, geeft nu oorspronkelike en vertaalde werken gemoedelik door elkaar. Wij kwamen o.a. tegen Karl Adam, Viktor Cathrein, F. Stratmann, Th. Pègues, René Bazin, H. Bordeaux, S. Coloma, C. de la Colombière, H. Pesch, F. Muckermann, A. Manzoni, kardinaal Mercier, G. Toniolo, Sigrid Undset en nog zeer vele anderen, meestal zonder vermelding van de vertaler. Weinig zeggen mededelingen als de volgende op blz. 53; Montefeltro, Agostino da, Conferentiën, z.j. Ing. ƒ 1,25. En is Meyenberg op diezelfde blz. een Hollander? Het blijkt totaal niet. Wij menen, dat vertaalde werken in een aanhangsel dienen vermeld te worden.
De bibliograaf verlangt ook te weten, of hij met de werkelike naam dan wel met een schuilnaam te doen heeft. Wie b.v. boeken van de bekende schrijfster Marie Sloot zoekt, zal ze niet vinden, tenzij hij weet, dat zij onder de namen Mathilde en Melati van Java heeft geschreven. Nooit zouden wij ook verscheidene werken van Jet Campbell in deze boekenlijst gevonden hebben, hadden wij ons niet plotseling herinnerd, dat zij zich meestal J. van Merle noemde. En wat hebben wij nu in de afdeeling Romans aan opgaven als deze: Maria Stuart. Geb. ƒ 1.70? Wie heeft dat boek geschreven? Hoeveel bladzijden telt het? Wanneer is het verschenen? Wie gaf het uit? Bij geen enkel boek staat trouwens de uitgever vermeld, terwijl ook heel dikwijls het jaartal ontbreekt. Zo'n onsistematiese catalogus noemt iedere bibliograaf eenvoudig prutswerk. Nog meer vragen. Wie is Neale? Is Trovo een Italjaan of de schuilnaam van een Nederlander? Behoren de Jeugdverzen van Frederik van Eeden tot de katholieke poëzie? Zo ja, dan kunnen wij ook heel wat gedichten van Henriëtte Roland Holst katholieke poëzie noemen. Wie is Alida?
Over hoeveel jaren deze lijst van katholieke Nederlandsche boeken gaat, blijkt niet. Al is onder verscheidene portretten dat van Le Sage ten Broek opgenomen (blz. 92), van zijn geschriften is toch niets vermeld. De samensteller ging dus geen honderd jaar terug. Niettemin beperkte hij zich niet tot onze eeuw, want wij kwamen o.a. werken tegen van dr. H. Schaepman uit de jaren 1890, 1893, 1894, 1986 en 1899. Wij dachten, dat zijn werken reeds lang uitverkocht waren.
Pater Kruitwagen heet in het ‘Voor- | |
| |
woord’ de kampioen van de katholieke boekhandel ‘sinds vele jareni’, terwijl pater Jac. van Ginneken de mooie tekst op de omslag leverde. Aan deze twee geleerden dankt de vereniging Sint Jan zeer veel. Hoe dan te verklaren, dat de samensteller juist de foto's van deze twee mannen niet opgenomen heeft?
Wijl vele knappe koppen tegenwoordig aan tijdschriften medewerken, zonder ooit een boek te schrijven, juichen wij het toe, dat de catalogus ook een ‘lijst van de voornaamste katholieke weekbladen en tijdschriften’ bevat (blz. 208-210). Welke zijn echter de voornaamste tijdschriften? Schrik niet lezer. De samensteller rekent daartoe De Engelbewaarder, Kleuterblaadje en Weekblaadje voor de Roomsche-Jeugd!! Indien deze tijdschriftjes voor kinderen bij de voornaamste ingelijfd moeten worden, dan had hij nog 'n hele reeks moeten noemen, ja dan had hij wellicht beter alle tijdschriften en weekblaadjes op kunnen nemen. Nederlandsche Katholieke Stemmen, een godgeleerd tijdschrift voor priesters, Bonus Miles, tijdschrift voor priesters-drankbestrijders, Het Gezin, orgaan van de Nederl. R.K. Bond voor Grote Gezinnen, dat maar eventjes een oplage van 20.000 eksemplaren heeft, godsdienstige maandschriften als De Volksmissionaris en talrijke andere zijn toch naar aller mening voornamer dan het Kleuterblaadje. En wat doet het Vlaamsch Opvoedkundig Tijdschrift in deze lijst van Noord-Nederlandse uitgaven? De samensteller is even verstrooid geweest. Onbegrijpelik achten wij het bovendien, dat hij naast het Historisch Tijdschrift niet vermeldt: Het Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, Taxandria (of staat de firma Juten op de zwarte lijst?), Publications de la Société Historique et Archélogique, De Maasgouw, die alle reeds vele jaren bestaan, Bossche Bijdragen, Franciscaansch Leven en Sint Geertruijdts Bronne van de Bergen-op-Zoomse archivaris Levelt, van wie wij ook enige werken vergeefs in de boekenlijst zochten. Ook schijnt hij nooit gehoord te hebben van een aantal jaarboeken, zoals dat van
het Sentraal Buro voor Opvoeding en Onderwijs.
De boekenlijst van de vereniging Sint Jan is voor mij een grote teleurstelling geworden, omdat zij allerminst een overzicht geeft voor de voortschrijdende geestesbeschaving der Nederlandse katholieken. Het kon niet anders, omdat de samensteller zich uitsluitend op het standpunt van de handelsman stelde. Onze wens blijft dus, dat wij een overzicht krijgen, samengesteld door een bibliograaf, die weet, hoe het met de geestesontwikkeling der Nederlandse katholieken gegaan is, vooral sedert het begin dezer eeuw.
DAVID DE KOK o.f.m.
| |
| |
|
|