De Gemeenschap. Jaargang 9
(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |||||||||||
lingen, maar tegelijk gratis raadgevingen worden rondgestrooid naar verschillende richtingen. Jammer dat een gedeelte ervan iets te laat komt om nog opgevolgd te worden, al zou de Franse regering vast voor de volgende oorlog kunnen besluiten in te gaan op de wens om naar Berlijn te-marcheren. ‘De Gemeenschap’ wordt met een tweetal genadige vingerwijzigingen bedacht, die wij uit dankbaarheid hier volledig laten volgen: ‘Als men op deze gedachten (d.w.z. de “uitnemende gedachten, geuit in de bijeenkomsten van de Nationale Unie”) critiek wil oefenen, dan mocht dit wel wat serieuzer gebeuren dan in “De Gemeenschap” op de wijze der daemagogie geschiedt. 1) Het laatste blad komt politiek en sociaal hoe langer hoe verder in het drijfzand terecht en men verwondert er zich over, dat een heldere geest als Van Duinkerken zich daar niet tegen weet te verzetten.’ 2)
En verder:
‘Dat “De Gemeenschap” zich hoede voor een gevaarlijk “democratisch” sentimentalisme 3), voor het fanatisme van den daemagoog en schotschriftschrijver die overal “kapitalisme” ruikt, 4) dat de redactie zich herinnere hoe destijds het verzet tegen de politiek van Nolens c.s. is begonnen naar aanleiding van een artikel in het Annuarium der R.K. studenten, waarin de corporatieve staat werd verdedigd, 5) dat de redactie moge afzien van ongepaste aanvallen op mannen als Gerretson (niets goedkooper en ordinairder dan hier “petroleum” te ruiken), mannen in wier ideaal ook voor katholiek Nederland de schoonste toekomst ligt en liggen zal als men zich niet afzijdig houdt. 6) Kleine belangen moeten hier wijken voor een groote gedachte!’ 7)
Deze zeven zinnen eisen zeven opmerkingen.
| |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
H.K. | |||||||||||
Te laat.‘Het Venster’ heeft een rubriekje gekregen met de naam ‘Prullemand’. Er staat iets in over De Gemeenschap, die de eerlikheid na elk der laatste redactieveranderingen steeds meer verspeelde, en die nu deze eerlikheid, na de laatste verandering, totaal op de fles zag gaan, tenminste voor allen die enig begrip hebben van een behendig doorgevoerde reclamecampagne. Het zou heus te veel eer zijn met een prullemand te disputeren. Alleen zij het ons gegund te wijzen op het gevaar van de lichtvaardig gekozen rubrieknaam. Hoe weten de lezers wat er precies in behoort? Staat de titel wel op de goede plaats? Zullen ze niet de lelike gedachte krijgen dat de prullemand hier te laat gebruikt wordt? Waren beslist alle andere redactieprullemanden in het geheim vol voor deze in het openbaar gebruikt moest worden? Wat, als de prullemanden gaan spreken?
In dit te laat gebruikte prullemandje staat nog het volgende te lezen:
‘Lezer, als wij twee duizend abonné's hebben weet gij zeker dat we niet meer eerlijk zijn. Zeg tegen dien tijd uw abonnement op, echter nooit midden in een jaargang s.v.p., zooals sommige plebejers maar niet schijnen af te leeren.’ Uit dit prulle-praatje valt niet anders op te maken dan een dom geloof in een oud-testamentiese levensduur der abonné's. Wie als jongeling zo'n grijsaard is dat hij zulke prullemandjes tegen betaling wenst te ontvangen, moet een niet te benaderen ouderdom bereiken voor de prullemand-centrale 2000 aangesloten adressen heeft bemachtigd. En wat die laatste zin betreft: het is toch in ieder geval eerlik zichzelf in het openbaar bij de ware naam te noemen. H.K. | |||||||||||
Pijnlike lof.Frater Rombouts is een verstandig man, al was het alleen maar om het heuglike feit dat hij in zijn orgaan ‘Ons Eigen Blad’, van 15 Februari, een duidelike lof brengt aan Anton van Duinkerken. Toch heeft hij bij al zijn verstandelike gaven een jammer- | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
lik gemis aan goede smaak, waardoor zijn lof pijnlik wordt, niet zozeer voor de gewaardeerde jubilaris als wel voor de geachte spreker zelf. Hij begint een kleine ‘sprokkeling uit Anton van Duinkerken's ‘Katholiek Verzet’ met deze eerlike en naïeve bekentenis: ‘U leest romans, lezeres, lezer? Ik niet of heel weinig. Zelfs niet van onze katholieke jongeren. Vooreerst weet ik, dat ze me niet veel beter of wijzer maken - of heb ik de levenswijsheid altans liever in gekondenseerder vorm - en vervolgens ontbreekt me de tijd.’ Merkt de geachte spreker aan het kuchen der omstanders niet dat hij zich in zijn welgedane rondborstigheid vergaloppeert en iets zegt dat de toegesprokene, die zich steeds beijverde met sterk aan te raden wat hier bekend wordt nagelaten te zijn, zeker niet aangenaam in de oren moet klinken? Hij merkt het werkelik niet en gaat door: ‘Vast staat dat geen enkel jongere ook maar in de verte wedijveren kan....’ ‘Men vergelijke een Anton van Duinkerken bij de meeste andere “jongeren” om te beseffen....’ Maar begrijpt de afgevaardigde der verstandige lieden dan niet dat hij beter had kunnen zwijgen? Wie op deze wijze een scheiding tracht aan te wijzen tussen die éne en de anderen, tussen verstand en gevoel, beledigt die éne, wiens toeleg het steeds was, die scheiding als een betreurenswaardig verschijnsel te doen zien. Eert men de kunstenaar door de bekentenis geen kunst te waarderen? H.K. Het was dus het driemaal gecoupeerde Teken des Kruises in Hilversum en het viermaal gecoupeerde in Utrecht dat de verontwaardiging dwong tot fel protest. O, niet de verontwaardiging van allen, zelfs niet van velen. De massa genoot in ruime mate en zou waarschijnlik slechts ontevreden zijn geweest, hadden zij geweten wat de vele coupures aan hun ogen onthielden. Overigens bleef er voldoende om zoet mee te zijn en straks volgens het onvergetelike en onvergeeflike woord stil van ontroering de zaal uit te schuifelen. Waardoor die ontroering opgewekt werd is zo langzamerhand wel duidelik geworden, al zijn de woorden, waarmee op papier over deze film geoordeeld werd, veel te netjes geweest en niet in verhouding met de stompzinnige rotheid en geile smeerlapperij die op de ploertigste wijze afgewisseld worden met kleverige oppervlakkigheden van een bioscoop-christendom. De nette lieden ontroerden zo van het kabbelend ezelsvocht, dat helaas niet voldoende dalen wou en van de ten hemel starende ogen en aangeplakte baarden der heilige mannen; van het Nero-zwijn, opgepolitoerd door blote slavinnen en van al die echte pijlen in al die christenlijven; van de onbenullige beestachtigheid der bacchana- | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
len en van de lieve traanogen der belaagde onschuld-in-het-wit; van de gevechten tussen wilde vrouwen met krombenige pygmee-mannetjes en van het lachende christenkindje op de armen van de brave baardman; van het met drie rozen aangeklede martelaresje waarop een gorilla komt aanwaggelen en van de uiteindelike bruidstocht der twee geliefden die elkaar in het hemels vaderhuis aards hopen te vinden. Eigenlik zou het het eenvoudigste zijn als men de nette lieden hun dom genoegen gunde, al staat men ook verbaasd over de botte afgestomptheid der wezens die blij zijn als de hinderlike onderbreking der protestuitbarsting afgelopen is om weer verder te aanschouwen hoe het kruisteken bevuild wordt. Dat deze eenvoudige onverschilligheid echter plaats moest maken voor een tegenstand waaraan politie, gummistok en razende uitsmijters te pas kwamen, is te wijten aan de schandelike nalatigheid of even schandelike domheid van een censuur die dit huichelachtig mengsel van pornografie en rare vroomheid niet tegenhield. Dat zelfs een katholieke censuur hier schuldig staat is verbijsterend. Als er gedeporteerd moet worden is Curaçao of China veel te dichtbij; een der planeten zal erbij te pas moeten komen om de ergernis naar verhouding te straffen. En wanneer een rijkskeuring van dit christelik-geregeerde land zo haar plicht vergeet, hopen we dat deze moedige daad van protest het begin moge zijn van een groeiende beweging die de noodzakelike taak van zuivering durft over te nemen. Bij het bovenstaande dient nog vermeld te worden, dat ‘De Gooische Post’ van 22 Maart een verslag en beoordeeling der Hilversumsche protestavond bevatte van zo perfide lafheid en minderwaardige geest, dat dit orgaan waardig plaats mag nemen tussen enkele andere katholieke dagbladen, die zich bij deze gelegenheid weer eens duidelik hebben doen kennen. Hetzelfde nummer van ‘De Gooische Post’ bevat onder het nieuws uit Bussum een bericht dat daar tijdens de vertoning van ‘Het Teken des Kruises’ een der bezoeksters na de vertoning van de arenascène ‘zodanig overspannen raakte, dat zij gillend van haar plaats opvloog, de bioscoop rondliep en verwijderd moest worden.’ Dit is overigens slechts een der twintig soortgelijke gevalen, die zich alle in Bussum in de tijdruimte van een week voordeden. Maar wat zegt dit alles de schrijver in ‘De Gooische Post’? Hem zegt slechts de advertentie dezer poenige film wat, die het genoemde nummer wat winstgevender maakte. Het lijkt onaannemelik dat de opnemer der advertentie, de schrijver der minne beoordeling en de uitgever van ‘De Bron van Christelijke Geest’ een en dezelfde persoon is. Maar zelfs dat is in de wereld der katholieke pers mogelik. In ieder geval heeft deze directeur-redacteur blijkbaar niet voldoende uit die Bron geput. Is het niet redelik dat de uitgave van dit wekeliks missaaltje in andere handen komt? De poging om twee heren te dienen is in dit geval al te ergerlik.
H.K. |
|