De Gemeenschap. Jaargang 9(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] Chr. de Graaff Kwatrijnen 1 Verlangen jaagt me en houdt mij nog gevangen; terzijde, voor mij uit wacht mij verlangen, achter mij wenkt verlangen, dat ik keer': slechts naar verlangens eind wilde ik verlangen. 2 Wat klaagt gij om 't geklapwiek hunner woorden, en dat zij nimmer 't groote zwijgen hoorden; bloedt niet een zilv'ren vogel in uw net: de stilte die ge in 't eigen hart vermoordde? 3 Duin, strand en water en de lucht daar boven: dit is het einde van al' aardsche hoven; hier waar de meeuwen zweven op den wind kan 't eindige in oneindigheid gelooven. 4 Met bliksemschichten dringt Uw eeuwigheid door bres na bres in 't bolwerk van den tijd. De lafaard vlucht en geeft het àl verloren; tot Uw ontvangst houdt zich de held bereid. Vorige Volgende