Simon Druyf
Uit mijn memoriebladen
Ik heb de gewoonte, lieve jeugd, om zoo vaak mij de lust er toe bekruipt, op te stijgen naar mijn ‘denkkamertje’.
In dat kamertje heb ik een eenvoudige lederen zetel doen plaatsen en wanneer de geest der afzondering in mij vaart, ga ik daarin zitten om te denken.
Het is een der weinige genoegens, welke ik mij veroorloof, lieve lezers en leer dit van een oud man, die met rechtmatigen trots kan zeggen, dat hij in zijn leven het hem geschonken talent zilvers niet in eenen onvruchtbaren kuil gestopt heeft, maar integendeel met vele vermeerderd, dat er geen zoo opwindende bezigheid bestaat, dan met financieele statistieken aan den wand de stijgende curve uwer aandeelen te volgen, of met weemoed de winsten te gedenken, die men niet had behoeven te derven, indien.....
Dit is mijn hoogste genot, en vooral in onzen wisselvalligen tijd is deze bezigheid in hevige mate opwekkend èn leerzaam.
Welnu, voorzien van eenige nieuwe prospecti en jaarverslagen, liet ik mij eens (reeds vele maanden geleden) in de lift - ik mag, helaas geen trappen meer loopen vanwege mijn wandelende nieren - naar boven hijschen.
Ik zat net uit te rekenen, hoeveel winst ik in 1916 had kunnen maken, indien ik toen overgegaan ware tot acquisitie van een aantal benzol-aandeelen, toen met nog eenige zerpe melancholie mijne blikken bleven kleven aan een prospectus, dewelke mij blijkbaar in mijne kwaliteit van roomschen rentenier was toegezonden.
Waarde lezers, het was het prospectus eener onderneming, die u als moderne katholiek, zeker moet intrigeeren. Wat zeg ik - het was het prospectus van eene rolprentmij., genaamd: ‘Poseidon’.