Eric van der Steen
Ballade van de ArmoedzaaiersGa naar voetnoot1)
Morgen gaan alle knoppen openspringen -
Uw witte tuin bloeit eeuwig in den nacht,
het raam is helder, als takken seringen
bloeien de sterren in den lentenacht.
De meesten moet dit tot een loflied dwingen,
maar Uw geoefend oor hoort allen zingen,
de armoedzaaiers zingen voor Uw raam:
Wij hebben honger, Heer, dat is niet aangenaam.
Het voedsel ligt gestapeld langs de straten,
het brood, de boter en de zilte visch,
de stukken vleesch, de zwellende tomaten,
de honing, die zeer zoet en voedzaam is,
het wild, het ooft, de groente in overdaad en
de zon, de regen, die het groeien laten,
dat alles heeft Uw meesterhand gedaan -
Wij lijden honger, Heer, de honger tast ons aan.
Maar er zijn hooger dingen in het leven,
daar is de kunst, de zuivere muziek,
de dichters, die hun hart in schoonheid geven,
de wetenschap en soms de politiek,
en daar is zij, een man gaat voor haar leven,
en daar is hij die naar Uw dienst wil streven -
dat alles is niet van belang ontdaan -
maar wij verrekken, Heer, en daarop komt het aan.
Maar wij verrekken, Heer, en daarop komt het aan.
|
|