Er zijn menschen, die beweren, dat het zich-alleen-bemoeien met litteratuur kleinburgerlijk zou zijn en beperkt. Maar het wezen van den mensch is nu eenmaal beperkt; zóó heeft de Schepper hem gemaakt. Hij moet zich naar zijn aard gedragen of hij komt tot krankzinnigheid. Men kan niet aan een schilder verwijten, dat hij niets dan schilder is, aan een beeldhouwer, dat hij geen filosoof is of apologeet of schrijver van tragedies. Het woord van Goethe moet ook hier worden gevolgd: ‘In der Beschränkung zeicht sich der Meister’.
De mensch kan niet het heele menschdom omvatten. Hij kan en moet alleen God zoeken. Bij sommigen heeit dit zoeken van God een groote werking op de menschheid gehad, zooals bij Franciscus van Assisi of bij Saint Vincent de Paul; toch was dat niet hun onmiddellijk doel.
De kunstenaar, die een beeld zou maken van een moeder bij het lijk van haar gesneuvelden zoon, kan niet al de moeders omvatten, die hun kind op die manier hebben verloren, maar hij moet aan één vrouw denken en aan haar smart, aan één dooden jongen man. Is zijn werk bezield, dan zullen alle beroofde moeders er zich in terugvinden en hij heeft, uitwerkende zijn individueele visie alleen voor zichzelf, gegeven een ding voor de geheele lijdende menschheid:
De kunstenaar, die hier niet mee tevreden, direct op de menigte wil werken, zie liever af van zijn kunst en worde boetprediker of politicus. Hij heeft misschien dan, gegeven zijn aanleg en karakter, meer onmiddellijke voldoening, omdat hij snellere resultaten kan zien. De door den Schepper aan zijn persoonlijkheid gestelde grenzen moet hij echter blijven eerbiedigen of hij zal in géén ding iets bereiken.
Het naturalisme ging uit van de passie. Dit is een verkeerd