De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 320] [p. 320] G.J. Peelen Nationale bid- en boetedag I Niet omdat eiken avond weer opnieuw het schennig blad, in niets ontziende spot de roestig-plompe slagbijl nederhieuw in ied're ziel, die waarlijk leeft met God. Niet om de geestelijke nood en haat waardoor Uw naam door 't hooploos grauw bespogen en zoo satanisch, gruw'lijk werd gesmaad, schrééuwden w'om hulp en uitkomst naar den hoogen. Maar, motie-rijk slechts protesteerend leefden we verder, blind voor ons tekort, tevreden bij fossiele dogmen zwerend, die w'ongerept bewaarden sedert Dordt. II En onze uitgedroogde harten voelden niet hoe ons Uw levenwekkend' adem lang verliet, en merkten niet de kille leegte meer van enkel trots op steilheid in de leer. Zagen, in zelfgenoegzaamheid verstard, niet hoe de tweespalt tusschen leer en daad de eerste oorzaak was, dat U die smart werd aangedaan, en Uwe Naam gesmaad. Wij preekten voort: ‘Wij zijn het zout der aard.’ doch werden, - lang reeds smakeloos, ontaard, - [pagina 321] [p. 321] door nijd en twisten op ons eigen erf de schuld, dat velen Uwe banden braken, en oorzaak van hun snel en diep bederf, waarover wij terloops ons ‘schuldig’ spraken. III Géén bededag van diep ootmoedig boeten, omdat de wereld U, om ons, zoo hoonde, U, om Uw dienaars, vijandschap betoonde, die wel, tweeslachtig, haat verwekken móéten. Maar, nu de koersen en de dividenden gaan slinken, en de loonen dalen moeten, nu ieder aan het eind van zijn Latijn en zonder hoop meer is, en zelfs Colijn geen kans meer ziet malaise af te wenden, nú wordt het tijd voor smeekgebed en boete. Eén rustdag. Men wil zelfs, Uw Naam ter eer, één dag de bioscoop gesloten laten. We sjachren morgen voort. - Wat móét Gij, Heer ons, volk van geldzak en gewin, wel haten. [pagina 322] [p. 322] Jozef Canfré Vorige Volgende