De Gemeenschap. Jaargang 8(1932)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 286] [p. 286] Pierre Kemp Bloemen Middagbloemen Ze merken onder hun blind gezicht den bitteren reuk van hun groen. Ze ruiken elkander in het drooge licht en weten niet wat ze doen. Bloem Het is een bloem om er met een vaantje om rond te gaan en zacht te zingen. Het is een bloem om niet meer burger te zijn, maar een broer van een kinderhemdje in zonneschijn. Zondagmiddag Er vloeit iets over de bloemen de kelken in en uit. Ik moet het Zondag noemen al geeft het geen geluid, als wel de dorpsfanfare, die ginds in 't koper prest al wat haar van het Ware, het Goede en het Schoone rest. Avondbloemen De bloemen zijn met te velen tegen mij. Zij komen maar nader en worden te nabij. Er is nauw plaats meer in mijn oogen voor al die gele bogen en al die witte schijven moeten nu buiten blijven. 't Is al zoo donker en ik beken dat ik in den avond bang voor witte bloemen ben. [pagina 287] [p. 287] Margrieten Het licht heeft bloemen in de weiden gebouwd. Het licht heeft immers een hart van goud. Nu mag ik naast het licht komen staan en kijken hoeveel het er heeft gedaan. Bloemen zijn nooit te veel, al zijn ze maar wit en geel. Middag De trein is weer voorbij. Het reisgeluid sterft in de toppen van de dennen. Ik moet mij tusschen den stoom en de landen nog even aan de stilte wennen, eer ik weer zie hoe de planten geven het licht met hun bloemen handen. Verloren bloemen Kinderen hebben ze verloren die gele bloemen. Andere bloemen zijn alweer geboren. Als kinderen maar van bloemen hooren. Hoe hebben ze deze dan verloren! Onproductieven De werkelooze bloemen staan langs den rand en weten van de bloemen, die werken op het land. Zij allen samen kennen dit refrein: dat werkende bloemen eenmaal eetbaar zijn. Vorige Volgende