Boekbespreking
Jos. Panhuysen. Het Geluk.
Uitg. Van Loghum Slaterus, Arnhem.
Vanaf zijn eerste publicaties in Roeping toonde Jos. Panhysen een lenige en nerveuse gevoeligheid voor nuances, een geduldige en bijna tedere aandacht voor innerlike subtiliteiten, wellicht toen te zeer opvallend tussen ander werk waarin die gevoelige aandacht voor ‘kleinigheden’ zo niet onbereikbaar, dan toch in ieder geval geschuwd was.
Nu in dit boek drie verhalen gebundeld zijn, is het opvallende van deze goede kwaliteit wel niet geheel verdwenen, maar toch zeer sterk verminderd door een duidelik gebrek aan werkelikheidszin. De beschrijvingen, mijmer-ziek verwijlend bij innerlike toestanden, grijpen nergens in elkaar, missen iedere versnelling of verschuiving, kennen niet het flitsende van een boeiende montage. De dieptedimensie ontbreekt zo sterk, vooral in de eerste twee novellen, dat de schrijver zich bijna steeds bezig houdt met een persoon, of liever met diens uitgesponnen overpeinzingen, terwijl er niet de minste handeling op de achtergrond plaats grijpt, geen andere figuren zichtbaar zijn.
Dit gebrek hangt waarschijnlik samen met een zeer onzakelike subjectiviteit, die niet in staat is tot plastiese concretisering en die daardoor deze novellen vergeefs tot verhaal probeert te vormen. In het derde hoofdstuk, De Kelner, ontkomt Panhuysen aan deze moeilikheid en ontstaat er meer beweging, meer gezichtsdiepte.
H.K.