De Gemeenschap. Jaargang 7(1931)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 306] [p. 306] Leo van Breen De waanzinnige Van nu af was in haar ontredderd hart de mooglikheid van rust niet meer te vinden; Niets kon haar duisterende aandacht binden. Ze leefde nog, maar leefde zeer verward. Alles kwam boven uit een boze gril ze vond zich door de zware zomeravond hijgende achter een verlangen, dravend als een bezetene, tegen haar wil. Men bracht haar eindelik naar een gesticht Ze lachte sluw maar veinsde niet te weten Een van de kind'ren fluisterde verlicht: Nou gaat ze eindelik.... Toen brak 't vergeten geheugen los op haar verstard gezicht. Ze wilde weg en gilde hoog: 'k Heb wat vergeten! Maar 't rijtuig rolde en de deur sloeg dicht. Vorige Volgende