Theophilus. Christus-uren II. - Uitgave: Boekhandel Gudrun, Brussel.
De nederige onpersoonlikheid van het pseudoniem wordt in de overladen mooischrijverij dezer meditaties te niet gedaan. Het is een bar-literaire mystiek, die een sterke gelijkenis vertoont met de toegejuichte gekunsteldheden van pater Van Ginneken.
Hier heeft u een korte overweging:
‘Het Lied van Leed.
Dit doet wel pijn, als mij zóó gespannen staan de zielesnaren in leed. En toch, geslagen den vingerslag in het trilhart van mijn lier, want ik weet: dit is de klank die u bekoort. Sonoor als nooit is zóó mijn harp en luisterscherp als nimmer. Voor U, voor U. Zie me zoo aan, zóó met uw oogen, uw liefdeoogen, zóó wordt de hand mij vrij. Zóó wordt het hart mij groot, en zéker de greep langs de pijnkoorden; zoo bloeit mij, bij het opbloeien van uw gelaat, het lied uit de pijn en de vreugd uit het lied: zoo voer ik triomf over al mijn speelbaarheden.
Ruisch aan, mijn harp, ruisch aan: in de diepten gij 't gekoordte van godgelaten gonzen; in de klaarten gij 't gesnaar van hoog toch jubileeren; in de volte mijne lier van lijdend liefde-uitzindren.
O dat mijn trilling U vreugd doet. Dat er iets komt uit mijn leed dat U lief is, en mijn leed, als 't U lof zingt, lief wordt.
Dij uit mijn spel, dij uit tot een zaal van klank: vind ik geen woon, mijn Liefde zal toch wonen. Ik wil haar bouwen op akkoorden 'n huis van dank met zuiver zindermuren en 'n tuin ringsomher van tonen. Ik wil er popels zetten van rijzend geluid, de bijen moeten er hoemen door diepe lindelanen, perken zal ik er leggen van louter snarebloemen, en vooizen liefde-vooizen moeten er hangen van nachtegalen.
Als gij maar woont in mijn huis van klank, dan kan ik zwerven alleen door de wereld. Als ik U maar zetten kan, waar ik omdool met mijn leed, 'n lustpriëel van tonen; als ik U maar heb en mijn harp maar heb, en, al rillen mij de koorden van pijn bij 't aanroeren, als ik uit U maar spelen