De Gemeenschap. Jaargang 7(1931)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] [Gedichten van A.J.D. van Oosten] a.j.d. v. oosten goede vrijdag wij kruisigden u heden in de stad! bij neger-songs en schelle lichtreclames gij kreegt nog 't medelij van wat nette dames en een berichtje in het avondblad bij éénen boekverkooper lag voor u meer smaad dan een compie romeinen kon bedenken en ééne clown wist scherper u te krenken dan een heel sanhedrin in woede en haat in 't langsgaan tapte een branie van de h.b.s. wat glossen op dat: ‘koning van de joden’ hij raakte niet aan uw rok of uw geboden - dié schond het domme volk bij spel en flesch gij stierft dan ook maar in een stille hoek niet voor 't stadhuis, niet voor de bioscopen gij zoudt een aanstoot zijn geweest voor wie daar loopen wij gunnen u noch glorie meer noch vloek * * * wat dwazen hebben met hun zot brevet van godsdienstvrijheid nog verlof bekomen u te verwijderen - en met kruis en al genomen en in hun kerken achter kaarsen bijgezet wat bloed is daarbij over het publiek gespat wat lijkenzweet op de trottoirs verloren - processies met een dooden god behooren toch ook niet thuis in de moderne stad! [pagina 187] [p. 187] wat arme vrouwen kwamen bidden op uw graf wij hebben het met zerken afgetegeld uw nagedachtenis heel burgerlijk geregeld gij ligt daar welbezorgd en achteraf neen - niet omdat wij nog maar half gerust zijn op den derden dag of op uw vreemde krachten het is geen tijd meer voor zulke oudwijfsche gedachten wij doodden u terecht en welbewust! wij móesten toch god! om de kommer en de smart van onze ontzette ziel door u te laten kwijten! zie in den smaad ons cynisch zelfverwijt en tel onzen spot als de angst van ons verdoemde hart [pagina 188] [p. 188] a.j.d.v. oosten rehabilitatie de dood? - wij zijn niet bang meer van den dood wij kennen hem als een van ons gelijken een makker die er voor zijn dagelijks brood op uit is om ons (vlug) te doen bezwijken de handige pikeur op 't groote levensfeest hij houdt ons lenig onder de bedrijven als wij tóch vallen is dat zeker meest op rekening van grove pech te schrijven hij is niet kwaad - hij zou ons even lief ook zonder pijn van hier laten verdwijnen maar hij is ook niet dwaas - hij is alleen naïef men noemt hem hein; dus hoort hij bij de kleinen de dichters hebben hem geregeld overschat hij houdt zoomin de hel als het heelal in handen hij wil van du perron noch henny marsman wat - hij is oprecht beschouwd: een stille in den lande. [pagina 189] [p. 189] a.j.d.v. oosten jonge sneeuwbloem voor anny van dam zij was zoo wild en vaak door 't wit getuimeld dat haar de leerares de klas uitzond zij vond het stom dat er een school bestond terwijl de hemel dikke paksneeuw kruimelt zij hield zich woest maar had inwendig pret toen ze haar pracht door alle gangen strooide en op de binnenplaats gekomen gooide zij zich weer languit in het witte bed en wierp de sneeuw over haar warme lichaam een vlok, tusschen gods vlokken neergewaaid zij heeft er net zoolang in rondgedraaid tot er een vinger tikte tegen 't schoolraam toen werd ze heusch woest - treuzelend en met booze oogen kwam ze - witter dan tevoren de leerares zag dat ze 't had verloren en heeft haar achter in de klas gezet. Vorige Volgende