is een blad, dat zijn beste onthaal steeds mocht vinden bij beursspeculanten, wereldsche geestelijken en liberaal-katholieken. De Tijd schijnt echter zich niet safe te voelen bij haar betrekkelijke fatsoenlijke inhoud. De Redactie stond toe, dat Kees van Hoek meer dan een pagina lang de loftrompet stak over Sir Henry Deterding. Als het nog waar is, dat de geldzucht een duivelsche ondeugd is, is Henry Deterding een man, die in publieke zonde leeft. Een leugenachtige goochelaar die kronkelend en krinkelend door de ups en downs van de maatschappelijke constellatie overal het slijmerig spoor van zijn mammonistische geest achterlaat. Een man die één vaste waarde in zijn leven kent: petroleum, en een fluctueerende: dividend. Vertelt De Tijd ons een volgend maal soms iets naders van Deterdings audiëntie bij de Paus? Of worden binnenkort alle nog resteerende katholieke feestdagen afgeschaft, omdat iedere stagnatie in het cultureele oliebedrijf dient vermeden?
Onze vriend Kropholler heeft een stadhuisje gebouwd. Een alleraardigst landelijk gebouwtje, waarin hij gelukkig weer eens gelegenheid vond zijn fijne smaak voor verhoudingen en atmosfeer te demonstreeren.
Er zijn alleen ellendige dingen gebeurd bij de opening. Toen om half drie in de namiddag de smeedijzeren sleutel op een lange Jan was gebracht en de twee sterke mannen, welke de architect had gezonden om bij het opentrekken van de waarachtige twaalfduims eikenhouten deuren behulpzaam te zijn, de schutting hadden opgeruimd, bleek het gansche gebouw ‘door de war’ te zijn geraakt. Een noodlottige verwisseling van de voor- en zij-aanzichtaquarellen was oorzaak geworden van een afschuwelijke vergissing. Het kleine pleeraampje, dat door de architect zoo juist was aangevoeld in de achtergevel, was terecht gekomen op de plaats van de groote voordeur, terwijl een niet thuis te brengen stuk metselwerk van natuurlijk handgevormde steen vlak naast dit raampje uit de muur puilde. De burgemeester van de gelukkige stad, die aanvankelijk meende met een der gedurfde uitingen van 's bouwmeesters moderniteit te doen te hebben, begon te twijfelen toen ook van de achterzijde het bericht kwam van een ontzettende verwarring. Daar toch was een steunbeer, welke in de eigen werkplaatsen van de architect geheel en al was gereed gemaakt voor een klein transformatorenhuisje in de binnenstad op onverklaarbare wijze en onderstboven tegen de stadhuismuur bevestigd. De kloeke burgemeester liet het pleeraam openstooten, en waagde zich met de gemeente veldwachter, zonder op eigen lijfsgevaar acht te slaan, en alleen denkend aan het heil van zijn gemeentenaren, door de kleine opening. Hun sloeg zoodanig een lucht van levend gemaakte traditie en vaderlandsche bouwkunst tegemoet, dat zij zich beiden onmiddellijk weder voor de opening verdrongen, en riepen dat men de brandweder waarschuwen zou.
Intusschen speelde zich, in de door een juiste plaatsing der vensters stik-