De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 495] [p. 495] Albert Helman Middeleeuwsch Toen Hansje over de heide reed Wat was het een heerlijke tijd! Aan de bramen haakte haar opperkleed en haar bloed spatte wijd en zijd. Toen Hansje over de heide reed En stapvoets de zoom van het bosch bespiedde, terwijl 'k aan haar zijde schreed, een steigerend, vreesachtig ros, Toen gluurde een vos naar het loshangend haar dat verstoof als een waterval; een vogelroep schalde vermanend en klaar, de echo vluchtte in 't dal. Toen Hansje over de heide reed, - haar dagen waren geteld - met een sprong en een houw die haar borsten doorsneed, daar lag zij neder geveld. Als een slang die tusschen de blâren gleed sloop een mes en een man van haar weg, die wel wist dat nu Hansje daar nimmer meer reed, al had ze ‘tot weerziens’ gezegd. Zij heeft niet gezucht, niet gevleid of geschreid, zij slaakte een zingende kreet..... En daarna: alleen nog het slaan van de tijd, alsof Hansje nog steeds naast mij reed. Want hij die dit liedje de eerste maal zong, zijn jeugd was dikwerf te wreed.... Hij doodde een maagd met een grijns en een sprong; het doet hem vandaag zooveel leed. Vorige Volgende