De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 277] [p. 277] Theun de Vries Herfst I. Over het water zweeft een parelmoeren schijn. De dagen zijn vervuld van heimlijke geruchten: het wassen van den oogst, het rijpen van den wijn en stemmen ijl en klein die scheren langs de luchten. II. Nog ziet men over 't pad zich warme schaûwen nijgen en bloei die vurig tiert; maar 't is een veeg gewas: want iedren nacht berijpt een zilvren dood de twijgen en het verwelkte zaad valt ritselend in 't gras. III. Het oude blauw, de zon die zwicht, de zachte giften der nachten die uit late geur de regen mengt, vermoeienis der zinnen, de gestilde driften der aarde die nog vaag de vroegre lust gedenkt: al lager zingt het jaar met trage bronzen monden nu in zijn zang de dood haar zang verweven heeft. Ons leven sluimert in als op vergaande gronden de zwarte sombre spar die ondergrondsch nog leeft. Vorige Volgende