De Gemeenschap. Jaargang 6
(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Christus en de sociale gerechtigheid
| |
[pagina 229]
| |
beschuttend voor dit tafereel uit het leven der ongelukkigen! Dat is het tochtscherm: Christus! Vanzelfsprekend ergeren wij allen ons aan zoo'n godslasterlijke plaat, maar die ergernis is onvoldoende, wanneer het enkel een huichelachtig farizeëisch protest beteekent. Misschien is het toch beter in alle deemoed na te denken en een kort gewetensonderzoek te houden. Ga naar voetnoot1) Waarom stelt het bolsjewistisch blad Christus voor als 'n tochtscherm, 'n scherm dat het werk der kapitalisten verbergt? Waarom is deze illustratie slechts 't symbool van een groote reeks artikelen en redevoeringen? Waarom gelooft het volk zoo licht dergelijke verdachtmakingen-vanden-godsdienst? Hoewel er zeer veel hatelijke leugenaars zijn, dient men toe te geven dat er ook velen zijn die zich van Christus afkeren omdat ze werkelijk meenen dat Christus 'n ‘scherm’, de schepper van 't ‘opium voor het volk’, de ‘betooveraar van de uitgezogen massa’ is! Waarom deze bittere ontgoocheling, waarom die groote massa afvalligen? Waarom? Laten we het maar eerlijk bekennen: Velen die zich volgelingen van Christus noemden en noemen, hebben Hem maar al te dikwijls verraden! Streefden en streven al die aanhangers van Zijn leer er werkelijk steeds naar de door God gewilde rechtvaardigheid en barmhartigheid te verwezenlijken? Het gebed is een leugen wanneer het niet voortkomt uit de liefde tot God en omgevormd wordt tot naasten liefde, want die twee zijn slechts één gebod, zegt Jezus. En de profeet Isaias roept uit dat slechts dat vasten God welgevallig is: ‘dat de onrechtvaardige ketenen | |
[pagina 230]
| |
verbreekt, dat het juk wegneemt, dat onderdrukten in vrijheid stelt en dat iedere soort slavernij opheft.’ Ja! de ketenen verbreken; niet verklaren dat ze niet te verbreken of noodzakelijk zijn, en zich ermee vergenoegen de geketenden op te monteren en hen liefdadigheid te bewijzen. Helaas zijn er te velen die aalmoezen en ‘Vincentiusconferenties’ voldoende achten en niets doen om de slavernij der arbeiders op te heffen; de slavernij die de pausen der 19e en 20e eeuw zoo heftig brandmerkten! Voor men van lief de spreekt, is het nood zakelijk eerst de recht vaardigheid tot gelding te brengen. ‘Wanneer onder liefde’, zegt Pottier, ‘verstaan wordt de liefde tot God die boven alles gaat en de liefde tot den naaste die daaraan gelijk is; dat is die liefde die de vervolmaking der wet is, de liefde die bij alle andere geboden vooropgesteld wordt, zoo zal die liefde aan den naaste al dat gene doen toekomen dat men hem schuldig is, voor zij hem geschenken geeft. En ik zeg met Lacordaire: “de rechtvaardigheid is het begin der liefde!” Gesteld dat onder liefde verstaan werd dat gevoel van welwillendheid dat aalmoezen te geven pleegt, zoo zeg ik, dat het dan niet handelt om liefde maar om plichten van rechtvaardigheid! De liefde in engere zin (d.i. de welwillendheid die aalmoezen geeft) bedoel ik wanneer het om een soort onderneming gaat die met verlies werkt of ten minste geen uitgesproken winst maakt; ik bedoel het met betrekking tot luiaards, invaliden en hen die door eigen schuld behoeftig zijn; die kategorie zal nog altijd talrijk genoeg blijken. Maar ik wijs ze af voor iedere gezonde arbeider die onder normale omstandigheden werkt.’ (Want die maakt aanspraak op loon en niet op 'n aalmoes!) De arbeider die werkt heeft recht op 'n loon dat hem veroorlooft zijn familie goed te onderhouden; hij heeft recht op gezondheid, op leven, op zon, op menschelijke genoegans .... Wanneer de arbeider een rechtvaardig loon krijgt; | |
[pagina 231]
| |
wanneer hij met behulp van zijn standsorganisatie een vrijmede-werker van de arbeidgever geworden is; wanneer dan de arbeidersfamilie, naast de kennis van de christelijke opvoeding, de natuurlijke middelen bezitten zal om in een frissche, waardige, zij het bescheiden woning haar gezin te onderhouden, haar kinderen op te voeden - dan zullen er door de schuld van 't menschelijk egoïsme, door luiheid of ziekte nog altijd genoeg wonden te lenigen zijn, waar de liefde ter hulp moet komen. De naastenliefde zal haar beurt krijgen en we prijzen haar zeer. Maar ze mag niet de plaats der rechtvaardigheid innemen! De werkende arbeider heeft het recht en de plicht zich door zijn arbeid te kunnen onderhouden; en hij mag niet aangewezen zijn op de aalmoezen van grootmoedige beurzen - hij moet geen aalmoezenontvanger willen zijn! Het is afschuwelijk tot de armen te zeggen: ‘Zalig de treurenden .... wanneer men het zelf goed heeft en gelukkig is. Het is een ironie die om wraak schreeuwt, die duivelachtige vervorming van de bergrede! Woorden zijn goed - maar het voorbeeld dient vooraf te gaan. De naaste die weent en lijdt moet men God wijzen als de eenige zaligheid. Maar het is een groote misdaad de boodschap van Christus te misbruiken, hem uit te buiten! Wanneer het niet geoorloofd is, de brutale revolutie te preeken, zoo dient men toch de rechtvaardige eischen te steunen, levensvreugde mogelijk te maken en hen niet in naam van de eeuwige, van de tijdelijke goederen te berooven. Vergeten we niet dat de H. Thomas zegt dat een zekere welstand noodzakelijk is voor de beoefening der deugden, 't Getal van hen die niet alleen niet-goed-kunnen-leven maar die zelfs van 't allernoodzakelijkste beroofd zijn, is echter maar al te groot. Wanneer wij de armen, die in ons de erfgenamen van Jezus zien, in hun ‘onverdiende ellende’ (zooals Leo XIII het noemt) laten, dan zullen ze met haat vervuld worden en zich afkeeren van Christus en ons, omdat ze den Meester beoordeelen naar de werken van zijn | |
[pagina 232]
| |
leerlingen. Dan zal de vloek van Christus als 'n zweepslag in ons gezicht zijn: ‘Wee U, gij huichelachtige Farizeën, die de huizen der weduwen opeet onder het vertoon van lange gebeden!’ Tot zoover het artikel in 't vaticaansch orgaan. Wonderlijk is het - maar de katholieke pers, die toch niet bang is voor citaten, die de ‘Osservatore Romano’ zoo dikwijls aanhaalt - zag dit artikel vrijwel unaniem over het hoofd - we moeten echter toegeven dat het in sommige bladen staan zou als de bekende vlag op de modderschuit. |
|