De Gemeenschap. Jaargang 6
(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |
A.J.D.v. Oosten
| |
[pagina 221]
| |
Drama bij den slootkant
De hoeve-hond bij nacht, betwistte mij de plank,
wie sterk als hij is, hoeft geen mensch te vreezen,
maar giftig spek zou hem te machtig wezen
zoo heb 'k hem tot mijn overtocht genezen,
bij 't eerste haangekraai gaf hij den laatsten jank.
Prae-destinatie
De klok in de parochie slaat half drie,
een laatste zoen en zie: de maan gaat onder,
uit 't moer stijgt een gebroken melodie,
ik zit en luister peinzend op een vlonder;
als dit nu alles is vannacht.... Uw wil geschie.
Het idiote oude mannetje
Bidt voor 't oud mannetje dat altijd beeft en knikt
zijn lieve zoontjes heeft hij beiden jong zien sterven
- de onnoozelen zullen Gods rijk beërven -
Als hij een ranke knaap ziet staat hij stil, verschrikt;
een ieder zegt dat hij van Lotje is getikt.
Het kantoor
Gods alziend oog vindt ons verdord van zin
gebogen over acten en statuten,
de dag verzwindt in rinzige minuten
en 't klokgetik spint ons als muggen in,
hier is geen eind, hier is geen nieuw begin.
|
|