De Gemeenschap. Jaargang 6
(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHagelDe strijdmethode.In ‘De Tijd’ van Woensdag 26 Maart (Avondblad) nam de heer Alphons Laudy het volgende op: Aan den Heer Hoofdredacteur van ‘De Tijd’. Er is tusschen u en de perfidie van de ‘Nieuwe Haarlemsche’, de autoritaire botheid van ‘de Maasbode’ verschil. Gij citeert tenminste en veronderstelt niet, dat ‘de overmaat van belangstelling’ ons naar het hoofd stijgt (de belangstelling komt trouwens voornamelijk van de heeren die dit schrijven en zij zijn, ondanks de machtsformatie die zij achter zich hebben, onrustig). Daarom wil ik u vragen: denkt gij nu werkelijk dat er ons iets gebeurt, als de ‘schoftjes’ niet in Amersfoort mogen komen? Hebben wij onszelf uitgenoodigd? Hebben wij de Staatspartij niet alle mogelijke gelegenheid gelaten de uitnoodiging ongedaan te maken? Een der bitterste dingen in deze gansche historie is, te moeten ontdekken, dat er in de organen van het Nederlandsche katholieke leven géén sprake is van fair-play. Wie een eerlijke klap geeft, krijgt gift en zwadder terug. En nu wil ik u in volmaakte kalmte | |||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||
nog déze vraag stellen: is niet een enkel oogenblik de gedachte bij u opgekomen, dat het zou kunnen zijn, dat zij die door u en uw apparaat aan de verachting van het publiek worden overgeleverd, in den diepsten grond gelijk hebben? Dat zij een allerduurst betaalde liefde bezitten voor hun land en voor datgene wat het katholicisme in dat land moet uitwerken, waarnaast het geschrijf van hen die van een ‘literatoren-heibeltje’ spreken, volstrekt ijlhoofdig wordt? Denkt gij - en het valt mij zeer, zeer hard dit nu op krantenpapier te moeten zeggen -, dat zij, die in de oogen van Gerard Bruning hebben gekeken voor hij stierf, zich niet kapot zouden schamen als zij niet zeker wisten, dat zij gedreven worden door iets dat goed, goed, goed is? Maar ga uw gang en maak het contact tusschen ons en de katholieke gemeenschap, die groeiende is, onmogelijk. Het komt er tenslotte weinig op aan, of wij worden overgeslagen in uw ontwikkeling en uw traditie. JAN ENGELMAN | |||||||||||||||
Liever turks dan Paaps!Lied voor de Turkse partij, afdeling Holland, die haar beste beentje heeft voorgezet op den avond ener scandaleuze protest-meting te Amsterdam. De vad'ren wisten 't wel:
Zij riepen om barbaren.
Is het niet God's bestel
Zo wij van deze jaren
't Gebruik bewaren?
In Rusland dreigt de dood
Voor den onnoz'len Cchristen.
Maar òns is groter nood....
Laat het daar woeden, gisten,
Wij willen twisten.
Leest toch ons manifest!
Bekerft uw wang tot blozen
Zo schande u niet prest.
Hoe kunt gij toch verpozen
Bij Rome's lozen?
Van Rome kwam 't vermaan
Het eerst: te protesteren.
(Ach hadden wij 't gedaan!)
Maar zitten bij die heren
Moet ons onteren.
O jammer, eeuw'ge schand!
't Ontaarde broederbroedsel
Met Rome hand aan hand!
Waar vindt de haat nog hoedsel,
Het harte voedsel?
Weet wel: 't loopt op een end.
Doch vóór 't zo ver mocht komen
Zij dit u ingeprent:
Kiest eer' de hel dan Rome,
Verdoome!
JAN VAN GROENENDAEL. | |||||||||||||||
De trust der vaderlandsliefde.‘Voor de skeptiese geest zijn alle bewijzen te zwak en voor het kinderlike gemoed zijn alle bewijzen baargeld’, schreef Paul van Ostayen. Men kan het herhalen voor allen die ons, in politicis, vragen wat wij willen, ‘concreet’ willen. Goede God: concreet! Wij hebben nu eenmaal onze eigen manier van ons vaderland te beminnen. En onze ‘daden’ bestaan hier- | |||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||
in, dat wij onze leeftijdgenooten, die tot voor kort heelemaal niets deden (al te zeldzame uitzonderingen daargelaten) prikkelen tot denken en prikkelen tot.... daden. Het tijdperk der verscheurdheid - echt of voorgewend - als algemeen symptoom is voorbij. Inertie is de dood, Als wij geen seinen uitzenden doen het geesten waarvan wij meenen dat zij het bij het verkeerde eind hebben. En waarom mogen wij geen staatkundige idealen hebben? Is het verwerpelijker nù te zeggen dat er grooter, ruimer leven moet komen in katholiek Nederland, dat de katholieken veel te veel bezig zijn in het nationale leven een viool met één snaar slecht te bespelen, dan straks te trachten dit euvel met ontwerpen van wet of dictatoriale daden te verhelpen? Is men anti-clericaal als men er op wijst dat tal van geestelijken domme dingen doen? Waarom vraagt men van ons het betrekken van posten die wij niet ambieeren? Twee van ons lieten zich overhalen in Arnhem mondeling van gedachten te wisselen in een vergadering, waarvan het jeugdig element bijna in zijn geheel den mond gesloten hield (vandaar de naam ‘De Jonge Gedachte’), om het woord te laten aan de standaard-typen van debaters, wier argumenten men kende zoodra hunne hoofden boven de verzamelde menigte verrezen, Deze typen hebben er nog altijd ‘den wind’ onder. De pers heeft zich alzoo gehaast door onsamenhangende verslagen den indruk te vestigen, dat die twee daar ‘voor de broek’ hebben gekregen. Zei Willem Nieuwenhuis niet dat het Nederlandsche katholicisme bij uitstek ‘paedagogisch’ is? Men vergat alleen, dat het R.K. Bureau voor Opvoeding en Onderwijs over òns niets te zeggen heeft. De twee hebben zich dus heroïesch bedwongen om niet onheusch te worden. Dit viel te moeilijker, omdat in het debat de eenige verstandige opmerking (verstandig en niet vijandig, want de gevoerde critiek als juist beschouwend) van een ‘jongere’ kwam, n.l. van Mr. Frans Schaepman: hoe denken jullie een nieuwe en betere vorm van getemperde volksregeering te fundeeren? Voor welke vraag de twee geen welomschreven antwoord gereed hadden. Als men den praeses van het N.S.C. mag gelooven hebben de Nijmeegsche studenten dit wèl. De heer W. van Gent sprak voor deze menschen over ‘Fascisme en Democratie’ en wij waren het, geloof ik, die op de helderheid en bruikbaarheid van 's heeren Van Gent's ideeën, zooals hij die elders uitte, het eerst hebben gewezen. We gunnen den praeses van het N.S.C. dus gaarne dat hij er nu de aandacht op vestigen kon (laat ons aannemen dat de Maasbode goed heeft geluisterd) ‘hoe gefundeerd en helder deze actueele beschouwingen waren, vergeleken bij de wilde uitlatingen van sommige anderen’. Maar we vinden meergenoemden praeses tevens iemand die voor podagra en andere oudeheerenkwaaltjes in de wieg is gelegd. Wat zou hij antwoorden, als men u, bijvoorbeeld, op een politieke vergadering, uitnoodigt een definitie van ‘ware kunst’ te geven? | |||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||
Laat ons vooral paedagogisch blijven en in den vertrouwden stijl: de heeren moeten de zaak maar eens goed bestudeeren. Niet nalaten, te doen waar men lust in heeft, kan somtijds echter in hooge nate gezond zijn. En Cato de oude wàs wijs. J.E. | |||||||||||||||
De studenten en de gemeenschap.Ga naar voetnoot1)Mijn vingers jeuken, na al dat geleuter tegen ‘De Gemeenschap’ en waren er de gemeenschappers zelf niet, die beter dan wie ook in staat zijn om zich te verdedigen, ik zou alle krachten inspannen om die schrijvende studenten een waardig antwoord te bezorgen. Want proberen ze niet 't laatste beetje kritiek, dat er onder ons bestaat, te smoren, zodat we weer in alle godzaligheid verder kunnen leven, onbewust van de lijklucht, die er in onze roomse wereld hangt? Laten de gemeenschappers niet in alles gelijk hebben, laten ze voor 't merendeel òngelijk hebben, ze leren ons tenminste, dat 't niet overal rozegeur en maneschijn in onze gelederen is, welke indruk je wel krijgt uit onze pers, die slechts weet te hakken op andersdenkenden en ternauwernood kleine foutjes ziet, als er maar ‘rooms’ voor staat. Nietwaar, we mogen niemand kwetsen en de bedoelingen zijn zo goed?! Maar ik zou niet voor ‘De Gemeenschap’ antwoorden. Slechts wil ik de schijn wegnemen, die de ingezonden stukjes bij buitenstaanders kunnen wekken, dat er géén katolieke studenten 't werk van De Gemeenschap willen verdedigen. Er zijn er, die aan de redaktieleden van De Gemeenschap 't recht toekennen, hun roeping zo te vervullen, als zij dat zelf 't beste achten. En ook zijn er, die menen, dat hun werk goed doet. Zelfs al zijn zij 't niet in alles met ‘De Gemeenschap’ eens en zelfs al behooren ze tot de groep studenten, die volgens H.K. in 't laatste nummer van dit tijdschrift een ‘te gemakkelik (werk doen), dat kunstmatig naar voren geschoven werd’. KRIS ENGELS. | |||||||||||||||
Meerderheidswaan.Eén ding is goed in al dat lawaai: wij leeren onze vijanden herkennen. Het zijn er vele. Verontwaardigde intellectueelen, giftige journalisten, | |||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||
brieschende vrijgestelden, opgewonden paters, geniepige studenten, als circuspaarden gedresseerde ‘jongeren’. Wat een eentonigheid en hoe weinig besef dat men positief en heftig en niets-ontziend kan zijn zonder goor te worden! Een der weinige tegenstanders die behoorlijk bleven is de heer Van Dal, die in de Maasbode een beschouwing schreef over de vergadering van ‘De Jonge Gedachte’ te Arnhem en over die van het Nijmeegsche Studentencorps, waarin de politiek aan de orde was. Hij heeft tegen ons vele bezwaren. We zullen niet trachten ze te ontzenuwen, want ze schijnen het meest van persoonlijken aard. (Aperte en zotte onjuistheid: dat we onszelf hebben vergeleken met Dante, Leopardi etc.). Maar wel moeten we hem vragen, of het billijk is die twee vergaderingen over één kam te scheren. Is het, juist in deze zaken, niet vanzelfsprekend dat men tot puntige conclusies kan geraken onder leeftijdgenooten? Maar ook, dat er niets anders overbleef dan met roffelvuur het zonderling gemêleerde, van te voren onbekende Arnhemsche gezelschap te begroeten, dat uitsluitend scheen gekomen om over onze tactiek te klagen: het gezelschap met de bekende opbouwenniet-afbreken-bacil? Er spreekt uit het stuk van Van Dal een soort verstandelijkheid, een geest van universitairen meerderheidswaan, die gespeend schijnt van het eerst noodige, van een nieuwe liefde voor een nieuwe orde van zaken. En hij vergeet dat wij niets ambieeren, gedesïnteresseerd zijn, Beteekent het iets, dat ‘de nieuwe élite’ zich in deze dagen politiek het veiligst schijnt te gevoelen onder de vleugels van de Maasbode-kloek? Moet men de ondeugd, de verstandelijkheidshypertrophie van het geslacht dat men bestrijdt tot de zijne maken? J.E. | |||||||||||||||
Brief van een priester en doctor in de theologie.‘Beste Vrienden! De kwestie Wijdeveld-Nolens heb ik de laatste tijd met de grootste belangstelling gevolgd, en mijn hart geeft U gelijk, hoewel ik moet bekennen, dat ik te weinig verstand heb van deze kwesties, om een wetenschappelijk verantwoord oordeel te poneeren. Maar dat geschipper ben ik allang moe en ik verlang naar het ronde, eerlijke woord, de verklaring ‘zonder arglist’ voor 'n eerlijke heilige zaak. De commentaar, die Dr. Mulder op de Codex gegeven heeft, aanvaard ik niet, tenzij er een hoogere, Kerkelijke Sanctie aan gegeven worde, wat ik niet verwacht. Maar dit èène mag ik U, als Priester, niet verzwijgen: ik vind het jammer, dat ge het Artikel, dat voor publicatie in het tijdschrift was afgekeurd, nu op andere wijze tóch gepubliceerd hebt. Ik kan geen verschil zien in deze wijze van publicatie: er bleef U mijns inziens maar èèn weg over: absolute onderwerping. Deze onderwerping moge een ontzettend zwaar Kruis zijn; in het Kruis en daarin allèèn zullen wij overwinnen. Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, brengt ze geen vruchten voort. Deze leer des Kruises is een dwaas- | |||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||
heid voor hen, die verloren gaan; voor hen die geroepen zijn, dat is voor ons, is ze de kracht Gods. Ik schrijf U dit uit de volheid van mijn priesterlijke overtuiging en ik verzeker U dat ge op mij rekenen kunt, iederen morgen, als ik mijn eigenlijke dagtaak volbreng. Ik blijf Uw vriend in Xo. | |||||||||||||||
Uit een brief van een priester.‘Het artikeltje in “De Tijd” van 21 Maart is verbijsterend van mentaliteit. Die H. Ruyter is een miserabele imbecil! Hij vraagt: zijn Jan E. en Albert K. de leiders der jongeren? Omdat hij meent, dat iedereen, die schrijft, leiding wil geven, zooals hij zelf!! 't Is gewoon stupied, en menschelijkerwijze te stupied om tegenin te gaan. Maar jullie vecht nu niet meer op menschelijke wijze’....
* * *
‘Het gat, dat Gerard Bruning in de Hollandsche koeienhuiden geschoten had, was dichtgegroeid, het lidteeken was harder dan de rest en de oude kogel zit vastgeroest in 't overvloedige vet. Nu hebben jullie edeler deelen getroffen, omdat jullie beter hebt leeren mikken. O, dat rake woord van Bloy: ‘Les catholiques hollandais sont des vaches meuglantes derrière des digues.’ | |||||||||||||||
Het kapitalistisch dagblad ‘De Maasbode’.Ik heb de vorige maal, in mijn onderhoud met vrouw Jansen, er op gewezen dat ‘De Maasbode’ een kapttalistisch dagblad is. Onder meer hoonde ik de Vrouwenrubriek van De Maasbode. Alsof de directie opdracht gaf, thans maar kleur te bekennen, bracht het Zondagochtendblad van 9 Maart een zoo infaam en gemeen stuk, dat het klassificeeren van dit dagblad thans voor eenieder gemakkelijk is gemaakt. Het stuk spreekt voor zichzelf, en daarom zullen we hier meteen citeeren: ‘Wij zouden deze “weeldevrouwtjes” in twee groepen willen onderverdeelen en wel in “gewone” en in “extra dure”. Bij de gewone gaat het o.i. toe als volgt: Het tooneel stelt voor, 'n luxueus ingerichte heerenkamer, waarin mevrouw haar financiën gaat regelen: met 'n min of meer onbezorgd snuitje stapelt zij vóór haar op mans bureau, een collectie rekeningen van modemagazijnen, schoenwinkels, instituts de beauté, en andere zaken, waarvan zij betrekt. Met een nerveuze beweging zoekt zij in haar krokodillentaschje een goud potloodje en neemt dan een bloc-note om te gaan becijferen hoeveel zij in totaal noodig heeft. Het bedrag schijnt wat hoog, zij telt nog eens over, komt tot de ontdekking, dat de telling nog ƒ 200 hooger moet zijn en pakt dan zonder blikken of blozen de hoorn van de telefoon. Zij draait automatisch nummer 81110 en krijgt verbinding met haar echtgenoot. Hallo Johnie, hier je vrouwtje: zeg schat, ik heb mijn rekeningen even geteld en breng jij vanmiddag maar ƒ 1750 mee?’ | |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
‘Welk bedrag zeg je, dottevrouw? Zevenhonderdvijftig gulden?’ ‘Maar John,, luister dan toch goed: zeventien-honderd-vijftig gulden.’ ‘O, neem me niet kwalijk, het apparaat was wat onduidelijk; ik zal ervoor zorgen, hoor, tot straks.’ Nu zult U denken, dat gaat daar gemakkelijk, maar toen de telefoon wderom op den haak lag, kwam er toch een klein zorgentrekje op het gelaat van ons mevrouwtje. En terwijl zij zich achterover wiegde in de chaise-longue, begon zij te denken: ƒ 1750 in 14 dagen tijds is toch wel veel. Zou ik die goeierd van mijn man geen zorgen geven, als ik zoo blijf doorgaan? Laatst meende ik zelfs even op te merken, dat hij niet meer zoo vroolijk was als vroeger: ook zie ik hem 's ochtends zoo vlug naar de courant kijken en haastig de noteeringen van New-York doorloopen. Zou het niet meer zoo goed gaan en zou het hem wel blijven convenieeren, iedere veertien dagen zooveel geld voor 't huishouden mede te brengen? Zie hier een der zorgen van 'n gewoon luxe-vrouwtje. In allen gemoede zouden wij haar den raad willen geven: spreek onmiddellijk met Uw dierbaren echtgenoot. Overleg met hem en wacht niet totdat hij met zijn zorgen tot U komt, want dan zou het wel eens onaangename gevolgen kunnen hebben. Neen, evengoed als in ons vorig artikel, geldt ook hier de gulden regel: ‘Overleg eer het te laat is’. Thans komen wij bij het ‘extra dure’ weeldevrouwtje. Feitelijk bemoeit zij zich heelemaal niet met de financiën; voor het gewone huishouden heeft zij haar ‘huisdame’, die alles regelt met 't andere personeel en met de binnenkomende rekeningen bemoeit zij zich ook niet, daar deze eenvoudig op het bureau van mijnheer gedeponeerd worden, die op zijn beurt heeft te zorgen, dat een en ander betaald wordt. Maar dan heeft dit vrouwtje heelemaal geen ‘geldzorgen’, hooren wij U zeggen. Zoudt U denken? Mis hoor! Mevrouw heeft, doordat zij onder huwelijksche voorwaarden is getrouwd, haar eigen vemogen te beheeren. Iederen Dinsdag van de week komt haar vertrouwensman op bezoek, om verschillende zaken te bepraten. In het eene geval is een hypotheek afgelost en moet het geld op andere wijze plaatsing vinden; in het andere geval zijn er verschillende effecten uitgeloot, waarvoor eveneens ander emplooi gezocht moet worden, zoodat er steeds nieuwe financieele vraagstukken te behandelen zijn. Haar vermogen is zóó groot, dat zij iedere maand belangrijke bedragen overhoudt, waarvoor natuurlijk een weg moet worden gevonden om deze vrij komende gelden opnieuw te beleggen. Haar vertrouwensman zet dan dikwijls 'n echte boom op over 5 pct. Conv, Obl. Southern Pacific 1922 of over Pref. aandeelen Koninklijke Petroleum die inwisselbaar zijn in nieuwe 5 pct. Obligatiën: hij spreekt over Aku's, Acoustieken, Philipsen, Cities Service en hoe die andere mooie beursfondsen allemaal heeten, waardoor ons | |||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||
weeldevrouwtje 's middags geen bezoek kan ontvangen wegens ernstige ‘migraine’. Wat moeten wij haar nu voor 'n goeden raad geven om haar zorgen te verlichten? Vooreerst, neem geen vertrouwensman die al te veel praat, maar neem iemand, die snel een reeds uitgewerkt voorstel aan U kan uitleggen: in dit geval zult U zeker minder door ‘migraine’ gekweld worden.’
Voilà. En nou onze lezers! Het artikel eindigt met een droom van den heer directeur over Christus als bank-magnaat.
Wij citeeren:
‘Ten tweede: doet veel aan liefdadigheid: zij zal Uw zorgen verlichten. Liefdadigheid geeft het weeldevrouwtje afleiding; liefdadigheid doet zien, dat er heel wat nooden te lenigen zijn en ten slotte, geld aan liefdadigheid gegeven, brengt U geen nieuwe zorgen van herbelegging, doch zal voor het weeldevrouwtje toch goede rente opleveren. Het aan goede doeleinden geschonken geld, staat uit op rente bij de beste Bank die er is, een Bank die eeuwig blijft bestaan en waarvan de Hemelsche Leider een betere rente vergoedt, dan wie ook.’
En nu vragen wij met aandrang:
De hoon aan de arme menschen, de steun aan de sovjet-practijk, de beleediging aan Christus' zelf direct aangedaan.... wij zullen er niet nader op ingaan. Wij vragen onze lezers toe te zien, dat dit dagblad uit huis blijve, opdat een christelijke atmosfeer van soberheid en onthechting, een atmosfeer die vrij bleef van de kapitalistische pest-bacil niet door dergelijke uitlatingen voor goed worde bedorven. KUYLE. | |||||||||||||||
Voor de Maasbode en de ‘Weelde vrouwtjes’.Het Bloed van den Arme, dat is het Geld. Men leeft en sterft ervan sinds eeuwen. Het houdt op treffende wijze alle lijden in zich bevat. Het is de Glorie, het is de Macht. Het is de Gerechtigheid en de Ongerechtigheid. Het is de Foltering en de Wellust. Het is vloekwaardig en aanbiddelijk, een brandend en luisterrijk symbool van Christus den Verlosser, in quo omnia constant. (Bloy). | |||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||
Het testament van dr. Carl Sonnenschein.‘Rerum Novarum’ niet uitsluitend bedoeld voor citaat en congres. Ernst Thrasolt herinnerde in ‘Hochland’ aan 'n uiting van Dr. Carl Sonnenschein, die opgevat kan worden als diens testament - nagelaten aan de katholieken van dezen tijd. - Ik zou me schamen in het Noorden en Noord-Oosten van Berlijn de tien-geboden te prediken, wanneer ik me tevens niet rusteloos beijverde om te maken dat ze ook werkelijk vervuld kunnen worden. 't Prediken van 't kinderrijk gezin eischt een onophoudelijke sociale hervorming. De huurkazerne beteekent een verraad aan de tien geboden Gods. Het armen-kwartier der groot-stad is een afsnoering van de christelijke kultuur. De adem van gezondheid en christendom waait niet in achterhuizen en dwarsstegen. ‘De grondslag van 't bovennatuurlijk en genade-leven is het natuurlijke leven’. Daarom dienen nieuwe banden geschapen te worden tusschen godsdienst en economie. Daarom sociale arbeid; en niet als tijdverdrijf of liefhebberij! Want het is een voortdurende plicht van het geheele volk, in 't bijzonder van het christelijke deel, direct en indirect mee te werken aan de oplossing der tegenwoordige zielzorg-problemen. Willen we echter een tevreden, gelukkig volk helpen vormen; 'n volk dat, trouw werkend op de vaderlandsche bodem, zich verheugt in de zegen Gods, geef het dan aandeel in de rechten en de goederen, die door God, zonder uitzondering, aan alle menschen geschonken zijn - en voor 't gebruik zal hij van eenieder afzonderlijk rekenschap eischen.... Wanneer de nieuwe republiek het onrecht niet goed maakt dat begaan werd aan de bezitloozen - dan zal dit onrecht zich ook tegen haar keeren en haar overwinnen.
‘Het gaat hier niet om de ondersteuning der werkloozen, maar om de teruggave van de verloren eigendommen aan hen die door God ook tot bezitters bestemd zijn: aan de gezinnen der armen’.
En op de Katholiekendag in Dortmund sprak hij (Dr. C.S.) onder andere:
- De tijd eischt dat de plichten van naastenliefde vervuld worden. Hun verwezenlijking schijnt mij een eisch der Voorzienigheid. Voor de heidenen-der-grootstad is de apologie van 't woord waardeloos. Voordrachten over de geschiedenis zijn als 'n Chineesch schimmenspel! Papier! Daarmee dekt men geen tafel! Daarmee maakt men geen tuin vruchtbaar! Daarmee heelt men geen koorts. We hebben kongeniale krachten noodig, die deze menschen.... ‘pakken’. De onder de bijl van Winfried bezwijkende eik trof de mannen der germaansche oerwouden als een donderslag. Die eik was een stuk van hun persoonlijkheid. Zijn omstorten trof hun geheele ziel. Kerkgeschiedenis en apologie treffen niemand. Zij zijn een vreemde taal | |||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||
en papier. Deze menschen (de heidenen der steden) kennen het christendom noch door de rozenkrans van hun moeder, noch uit het onderricht van hun schooljaren. Slecht een ding zullen ze begrijpen: de goedheid van onze godsdienst, aan eigen lichaam, aan eigen ziel en uit eigen nood beleefd door haar leden. Dat Sebastiaan van Wedding tot in de kelders afdaalt en tot de vliering klautert, dat hij: de christen, de katholiek, de priester zich bekommert om de ‘heidenen’, dat hij de kinderen waschf, de drinkers verzorgt, dat hij voor de verdwaalden een goed woord heeft - dat begrijpen ze. De trouw aan de godsdienst van de katholieken; dat zij kerken, pastorien, scholen, vereenigingsgebouwen en liefdadigheidsinstellingen hebben, is niet voldoende. Uit deze (katholieke) wereld moet er iemand tot hen gaan - zich in hun dienst stellen. Zonder spreekuur, zonder beperking om werkring of godsdienst. Zoo'n naastenliefde, die natuurlijk voortspruit uit het Christendom, zal niemand tegenstaan. En stralend zullen ze dit lichaam van Sebastiaan door de grauwe straten van hun vaderland: de grootstad, dragen.’ | |||||||||||||||
Laatste verklaring.De redactie van ‘De Gemeenschap’ staat in haar hemd. Zij is gelukkig dat het haar doop-hemd is.
KUYLE. |
|