De jongeren in de politiek.
Men is mij komen vragen of ik de litteratuur vaarwel ging zeggen. Ik heb daar nooit aan gedacht. Ik denk wel eens dat het noodig wordt a Dieu te roepen tegen de litteratuur. Dat is heel iets anders.
‘Waarom?’, heb ik gevraagd. ‘Maar je gaat toch naar het Partijbureau?’ vroeg mijn vereerder verbaasd.
‘Naar het Partijbureau?’, vroeg ik. Ik werkte juist aan de biografie van den heer Adjutorium Nostrum, die ik in de komende jaargang van De Gemeenschap wil publiceeren. Hij is een onzer voormannen, dus ik hoefde niet over te schakelen naar een andere atmosfeer.
‘Ja, naar het Partijbureau; je weet toch wel wat er op de laatste vergadering is afgesproken over de jongeren en de politiek?’
Ik wist dat niet. Ik weet massa's dingen niet. Maar ik ben in die dingen als een pastoor: ik wil dat niet erkennen. Ik heb daarom het bekende schalksche gezicht van de in alles ingewijde gezet, dat ik heb afgekeken van een kamerlid in de trein. En daarom ben ik mijn licht gaan opsteken. Heeft U wel eens Uw licht opgestoken? Wij steken dikwijls ons licht op. Ik ken een bekend redenaar die alles wat hij de eene avond af-zet, de avond tevoren gaat op-steken. Het lukte mij volkomen. Ik ben in-gelicht.
Er is weer eens een vergadering gehouden van de R.K. Staatspartij. Wij waren daar niet. Er was niemand onder de veertig jaar. Die zijn visschen of ze hebben andere dingen te doen. Zij zijn er alleen aanwezig onder de verzamelnaam ‘de kwestie’. Wij zijn een ‘kwestie’. En er zijn menschenredders die die willen oplossen.
Zij wilden het. Het is nu niet meer noodig. Men heeft ten leste de juiste weg gevolgd, om ons te interesseeren voor wat men Katholieke Politiek noemt. Redevoeringen hielpen niet. Artikelen hielpen niet. De wenschen van het Doorluchtig Episcopaat zelfs werden wat men noemt in de wind geslagen. Toen heeft men de koppen bij elkaar gestoken. (Wij steken ook dikwijls de koppen bij elkaar).
‘Het zijn materialisten’, zei de voorzitter, ‘daarin ligt onze kans’.
‘Zij zijn geen haar beter dan wij’, zei de secretaris, ‘wij moeten open kaart spelen’. ‘Het zijn armoedzaaiers’, zei die eene liberaal-katholiek die nog is blijven leven ten spijt van de strenge commentaren bij Rerum Novarum door onze officieele politici, ‘geef die lui een baantje, en ze zijn als was’. ‘Heeren, het is onmogelijk hen in de kamer te brengen’, waarschuwde de voorzitter. ‘Dat