Albert Kuyle:
Henricus †
Eens zag ik zijn vuist om het gouden bisschopskruis, als om het gevest van zijn degen. Hij gaf mij den indruk een zwaard te dragen onder zijn kleed en verlangend te zijn naar Petrus' uur. Hij trok het alléén niet uit, omdat hij wist, dat ook nu weer Christus Malchus' wond zou sluiten.
Zijn armelijk paleis stond achter hem als té tijdelijk; zoo staan Giotto's heiligen tegen hun onbelangrijk huis.
Ik voelde soms duidelijk zijn waarde; knielend, met geen ander oogveld dan een stuk van zijn kleed.
Ik heb nooit een teedere plek kunnen vinden tusschen de groeven van zijn gelaat. Eenmaal heb ik die wel gevonden in een Vastenbrief; dat oogenblik was ik, volkomen en zonder eenige terughouding, een van zijn schapen.
Ik geloof dat ik altijd van hem hield. Hij hield niet van ons. Hij zag de zon niet in de kerkramen, omdat hij teveel naar het Altaar staarde.
Nederland heeft verschillende prelaten. Het had slechts een Kerk-Vorst. Vorst, die Vorst bleef tot op zijn sterfbed.