mans ging; wanneer de critiek niet verder sloeg dan over de prulleboel van Anton van Welie en de X IJ Z klassenindeeling voor leesbibliotheken door Boekenschouw..... dan had pater van Heugten misschien gelijk. Althans gelijk met dit ‘de versleten franjes van een tooneeldecoratie’ te noemen.
Maar weet de nieuwe redacteur van Boekenschouw dan van niets? Is hij de eenigste vreemdeling in Jeruzalem? Kent hij dan de al te goed gespeelde stukken van leugen, bedrog, verraad, broodroof en achterbakschheid niet, waarvan de acteurs zich telkens opnieuw achter deze tooneelfranjes verschuilen?
Weet hij niet dat baron van Wijnbergen de draaiplaat is waarop al te veel treinen de verkeerde richting in worden gezet?
Dat pater Borromeus duizenden en duizenden menschen per jaar met zijn Katholieke hiep hiep hoera lolly aan het pedante smakken zet en ze daardoor belet hun collectieve en individueele persoonlijkheid te herzien?
Dat pater Hermans elke week de schoonste uitbloei van een roeping bewijst in zijn provinciale hors d'oeuvre; (hors d'oeuvre n.b. Heeft Z.Eerw. nu nog niet genoeg diners achter den rug om te weten dat het keukenspoeling is?) een feuilleton waarin hij naarstig werkt aan zijn eigen roem als charmeur, praatvaar en geestelijke kermisklant?
Dat Anton van Welie de maatstaf is waarmee uitstekende bourgognekeurders uit een zekere verouderde vadsigheid, (laten we het beste maar veronderstellen) de kunst van het moment meeten?
Dat Boekenschouw... maar neen, dat doe ik niet. Daarvoor is, au fond, dit artikel van pater van Heugten te hartelijk.
Ik herinner me als de dag van gisteren een roemruchte bijeenkomst te Tilburg waar Feber een kloof probeerde te overbruggen met de dinerplank. ‘Heeren, wij zijn het eens over de dingen waarover wij het eens zijn’, zeide hij ongeveer. Jawel,.... de pudding was toen beroerd genoeg om er niet voor de tweede maal in te happen. ‘Wij zijn allemaal kinderen van een Vader en een Moeder’. Met Frans Rozier en Keizer Wilhelm en U kunt U bij mij opgeven voor het diner.