De Gemeenschap. Jaargang 5(1929)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 285] [p. 285] Anton van Duinkerken: Eloquentiae Laus dat is: Lof eer welsprekendheid ‘de mannen der kleine Gemeenschap’ (de grote pater Borremaeus te Rotterdam op 27 Juni l.l.) Oome Bor, oome Bor, ben je nog niet schor van het schrikkelik veel praten, dat der Roomse zaak moet baten? Oome Bor, oome Bor, ben je nog niet schor? Heb je nog geen dorre longen? hebben je de lastertongen nog niet van de wijs gezongen, oome Bor, oome Bor? Ben je nog de vroede voorman, die wel eens buiten het spoor van het vijandige gehoor kan en nog steeds niet schor? Wat heb jij al niet geboden: wijsheid over elle-joden, rake schimp tegen de snoden van dit doemniswaardig lor! [pagina 286] [p. 286] Ben jij altijd nog zo been-rap? Hoe gevoelig was jouw scheen-trap aan de kleinen der Gemeenschap, oome Bor, o, oome Bor. Van het voorgeslacht vertelde men onwaarheid; grote helden zijn waarachtig niet zo zelden, doch de nijd zoemt als een tor rond de waardigheid der oren, die nog inspiraties horen, rond de lippen, die bekoren, oome Bor, o, oome Bor! Plato's wijsheid, vergeleken bij jouw woorden, zal verbleken: jij geeft zulke scherpe steken, soms zo'n rake por. Zie dus, zoon van Sint Franciscus, ons schatplichtig aan de fiscus van de roem. Wij, kleine viskens luist'ren, oome Bor. Vis ons op uit onze ellende, en deez' nederige bende, die nooit ware grootheid kende, zingt haar kelen dor van uw glorie, oome Bor! Vorige Volgende