De Gemeenschap. Jaargang 5
(1929)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
J.C. Bloem:
| |
[pagina 281]
| |
van den geheelen oorlog, zooals de schrijver dien ziet, van het leven der soldaten bij het regiment, in de loopgraaf en met verlof, de komische zoowel als de tragische, de spannende zoowel als de vervelende kant ervan. En in al deze dingen toont Remarque zich een meester. De eenige compositie-fout in het boek lijkt mij de laatste halve bladzijde, waarin hij den held laat sneuvelen. Dit is blijkbaar gedaan om de pakkende titel te kunnen handhaven, maar het is een artistieke fout en zelfs meer dan dat. Deze dood past niet in den toon van het boek. Een aanwijzing hiervoor is ook al, dat de hoofdpersoon gedurende het heele verhaal als ‘ik’ optreedt en dan in de laatste regels opeens als ‘hij’ moet worden vermeld, aangezien men nu eenmaal niet van zich zelf kan meedeelen, dat men gesneuveld is. Maar zelfs al zou men dit daarlaten, dan nog is er een niet zoo gemakkelijk aan te toonen, veel subtieler, maar voor mij juist daarom nog klemmender, reden om dit einde als een fout te merken. ‘Im Westen nichts neues’ is typisch, het boek van een uit den oorlog teruggekeerde, niet van iemand, die vlak voor den vrede gesneuveld is. De opdracht op zich zelf zou dit al kunnen bewijzen. ‘Dieses Buch soll weder eine Anklage noch ein Bekenntnis sein. Es soll nur den Versuch machen, über eine Generation zu berichten, die vom Kriege zerstört wurde - auch wenn sie seinen Granaten entkam.’ Zoo luidt deze opdracht, die mij aanleiding is tot het maken van nog een andere opmerking. Het boek van Remarque dankt zeker negentig procent van zijn succes aan volkomen extralitteraire overwegingen, n.l. pacifistische e.d. | |
[pagina 282]
| |
Gezegde pacifisten plachten en plegen dan juichend op deze opdracht te wijzen en te zeggen: ‘Ziet ge wel? Hier is nu een man, die niet van vooropgezette meeningen of strekkingen uitgaat, dat zegt hij zelf (ik zal de vraag nu daarlaten of zij hun tegenstanders ook zoo grif en onvoorwaardelijk op hun woord zouden gelooven). En zooals Remarque dus den oorlog beschrijft, zoo is hij.’ (De rest van het betoog is te afgezaagd om u niet te schenken). Hiertegenover dient echter met de meeste nadruk te worden vastgesteld, dat het boek geenszins zoo onpartijdig is als het zich aankondigt. Dat de schrijver over het algemeen op prijzenswaardige wijze naar wat men noemt objectiviteit heeft gestreefd zij erkend. Evenzeer dient er echter op te worden gewezen, dat hij die niet altijd heeft bereikt. Er zijn een paar passage's in het boek (vooral bijv. die op pag. 260/1), die zóó uit de ignobele pen van Barbusse konden zijn gevloeid. Men mag een schrijver, die de verschrikkingen van den oorlog heeft doorleefd, hier nauwelijks een verwijt van maken. Maar wel moet men den heeren, die ‘Im Westen nichts neues’ voor propagandistische doeleinden willen exploiteeren, nadrukkelijk toevoegen: Dit boek, hoezeer objectief bedoeld, heeft wel degelijk een onbewust-pacifistische strekking. Dit moest mij van het hart tegen hen, die Remarque weliswaar aan een financieel succes hebben geholpen, maar die hem toch meteen, althans voor een deel, hebben beroofd van het eenige succes, dat in kunstzaken ten slotte telt. Want men mag zich ertegen verweren of niet, nooit zal men voor een boek als ‘Im Westen | |
[pagina 283]
| |
nichts neues’ het gevoel hebben, dat men voor enkele oude, ongekende (ja, al zouden zij nog zoo dikwijls zijn herdrukt) boeken heeft, waaruit van de weinigen voor de weinigen het diepste leven open schijnt te breken. Maar in zijn soort is het een voortreffelijk boek, dat zij herhaald.Ga naar voetnoot*) * * *
Ten slotte nog een opmerking, die nauwelijks een aanmerking mag worden genoemd, meer naar aanleiding van, dan over dit boek. Men heeft ‘Im Westen nichts neues’ wel het epos van den oorlog genoemd. Maar dit is - zelfs als men geen bezwaren maakt tegen het woord: epos - niet juist. Het is het epos van het eind van den oorlog in Duitschland. Deze twee restricties moeten onvoorwaardelijk worden gemaakt. Want - men herinnert het zich niet meer, men wil het zich niet meer herinneren - er is ook nog een andere periode in den oorlog geweest. Maar daarover mag niet meer gesproken worden, vooal niet bij ons: de Hollandsche bloode Jan, die zelfs geen kans heeft gehad een doode Jan te worden, tiert in dit opzicht nog harder dan de anderen. - Van dezen kant nu is er niets in het boek van Remarque en als beeld van den geheelen oorlog is het dan ook incompleet. Maar, als gezegd, hiervan mag men den schrijver geen verwijt maken. Van iemand, | |
[pagina 284]
| |
en zeker iemand uit de verliezende landen, die het eind van den oorlog heeft meegemaakt, is het niet te eischen, dat hij het begin nog ziet zooals het was, niet gekleurd door de ervaringen van het eind. De groote oorlog zal misschien zijn definitieven beschrijver vinden in iemand, die nog niet geboren was toen hij gevoerd werd, evenals de Napoleontische in Tolstoi. |
|