De Gemeenschap. Jaargang 5
(1929)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Jan Engelman:
| |
[pagina 219]
| |
is merkwaardig hoe snel de volgelingen van den talentrijken De Klerk de bakens trachtten te verzetten naar een nieuw getij, maar dit doet nu niet terzake. Het beginnend Constructivisme herinnerde te juister tijd aan de doelmatigheid die van de architectuur, als gebruikskunst, de grondwet is. Het deed ons zien welke machten comfort en hygiëne in de moderne samenleving zijn geworden, het toonde ons de volmaaktheid der technische voorwerpen, - en in de kleine extase die men onderging, als men een rollsroyce met feilloos-gebogen spatbord weergaloos voorbij zag scheren, vergat men bijna de betrekkelijkheid van deze volmaaktheid, zoodat een oude gravure van de eerste spoorwegrit tusschen Amsterdam en Haarlem en de parodie van een fordje in een tintelende kleurruit van den unieken glazenier Joep Nicolas u tot bezinning moesten brengen. Deze bezinning was wezenlijker en beter gefundeerd dan het profetisch voorhoofdfronsen van de Untergang-kunstenaars, die achter een radiator en een fluitketel Europa reeds in vuur en vlam zagen en met de hand op het hart verzekerden, dat de westelijke landen nu elk oogenblik van den dag konden verzinken in het geluid der hooge wateren. ‘Cette impossibilité d'admirer’, aldus luidt een ander woord van Delacroix, ‘est en proportion de l'impossibilité de 's éléver’. Men geve echter toe, dat bewonderen ook voor hen die de zaken met rustiger belangstelling bekeken, een niet geringe eisch was.Ga naar voetnoot1) Het kan u onverschillig | |
[pagina 220]
| |
laten welke middelen een kunstenaar meent te moeten aanwenden om den graad van perfectie te bereiken die in zijn vermogens ligt. Er zijn geen afgronden tusschen goede werken, die van verschillende aesthetische credo's uitgaan, waar zij tenslotte toch altijd van den mensch uitgaan. Maar er blijft een afstand tusschen den vernufteling, die verbaast door middel van het koel verstand, en den kunstenaar, die de verrassing van het wonderlijke verstaat. Over spoorrails, seinpalen en machinezuigers kan iedereen beschikken - er is nu geen Russische, geen Berlijnsche, geen Parijsche, geen Amsterdamsche film meer, die er niet mee aanvangt -, maar de vraag is wat de man die ze hanteert er mee uitvoert, in verband met hetgeen hij en zijn medemensch achter en beneden het objectieve oog aan bagage meevoeren. De constructivisten nu bleken wat kinderlijk verheugd met velerlei vondsten, die voor het ingenieurs-diploma van belang zijn, maar die nog weinig zeggen in het gebied der kunst waar versieren, behagen op persoonlijke wijze - de ‘délectation’ van den wijzen Poussin - een even natuurlijke als noodzakelijke aandrift blijft. Vernuft, gepaard aan geest zelfs, waarborgt der schoonheid langzame geboorte niet. Bovendien is papier geduldig, zelfs als het door schrijvende architecten wordt bewerkt. Het wachten was op het moment dat zij de speelsche experimenten in gerijpte daden zouden omzetten. En dit is nu het verheugende: in het Constructivisme, zooals het zich thans internationaal doet | |
[pagina 221]
| |
gelden, rekening houdend met het gemak niet alleen, maar ook met de zielsbehoeften van den mensch, en tevens met de eischen der streek - want regionaal zij iedere goede bouwkunst, al worden wij door de moderne materialen ook in veel meer opzichten geuniformeerd dan vroeger het geval was - in dit Constructivisme begint zich de persoonlijkheid van den kunstenaar meer en meer af te teekenen. Wij pleiten allerminst voor het invoeren van een bandeloos subjectivisme waarvan de architectuur op vele plaatsen de nadeelen niet of nauwelijks te boven is. Maar zóó groot bleek de objectiviteit der nieuwe middelen niet, of de hand die ze aanvat doet zich gelden. De globe wordt géén geometrische doolhof, maar er verrijzen her en der nieuwe manifestaties van den menschelijken geest en de menschelijke energie, die getuigenis geven van karaktervolle schakeeringen in dit hedendaagsch verlangen naar simplificatie, economie, helderheid, durf en... fantasie. De maatschappij mag stikken in de problemen, in den strijd der meeningen, er openbaart zich in de bouwkunst en in de manier waarop men de woningen inricht een nieuw Optimisme, een drang naar licht en ruimte en vrijheid die vol beloften zit. Het kan duizend wegen gaan, het zou nog in een uniformeering van staatswege en in bot materialisme kunnen ontaarden, - maar het heeft alle kansen, ook die van aanpassing bij de wezenlijke geestelijke behoeften. Wie bijvoorbeeld kennis neemt van het geen nu te Stuttgart werd tot stand gebracht, die ruime, blije, gezonde huizen, met daktuinen, die u ver doen uitzien over stad en land en die men zeker moet verkiezen boven de donkere | |
[pagina 222]
| |
kuilen waarmee zoo menig stadsbewoner zich voor luchtverversching behelpt, een architectuur die aan alle leven en alle spanningen uiting vermag te geven (en waarin vooral de onnavolgbare latijnsche sierlijkheid van den toovenaar Corbusier uitmunt), hij kan de bedoelingen van deze nieuwe bouwkunst niet langer misverstaan. De moderne architect die zijn taak begrijpt geeft u zijn maten, het welgemeten geraamte van zijn vorm, en hij plaatst erin al wat gij onmiddellijk behoeft. Hij is niet meer de purist die zijn werk en zijn geluk bedreigd acht als de dingen worden ingevoerd die het strikt noodzakelijke te buiten en te boven gaan.
* * *
In de inrichting der woning van Jhr. Dr. M.R. Radermacher Schorer te Utrecht heeft Sybold van Ravesteyn het bewijs geleverd dat hij een zelfstandig talent bezit, een eigen artistieke persoonlijkheid, die op zijn toepassing van de hedendaagsche soberheid een herkenbaar merk drukt. Nu schiep hij het ‘objet véritablement beau’, dat ons op de wijze der schoonheid verrast. Hier is niet langer te werk gegaan alleen volgens de eischen der strikte doelmatigheid, maar hier werd ook - zonder deze eischen eenig geweld aan te doen - een orde geschapen die ornamentale kracht bezit en waarlijk charmeert. Kortom, hier ontstond een geheel dat stijl bezit en houding vertoont. Vergelijk deze interieurs maar eens met het werk van Rietveld, en het zal u dadelijk opvallen hoe ver de individueele schakeering is gevorderd. Is Rietveld de robuuste werkman in wiens constructies men felheid en elementaire kracht herkent, bij Van | |
[pagina 223]
| |
Ravesteyn vinden we een pijnlijker zorg voor de schoonheid der verhoudingen, een fijnheid en een broosheid in lijn en kleur die tot grooter elegantie leiden. Bij Rietveld is de aandrift sterker en gezonder, het resultaat dikwijls meer verrassend, bij Van Ravesteyn ontmoeten we een rijper overdachte aesthetiek, een grooter gevoel van verantwoordelijkheid jegens de psyche van den opdrachtgever, zonder overigens de originaliteit te schaden. Een kalmen, gracielen indruk maken deze interieurs, waarin de kleuren van sommige cubisten - oud blauw, zacht rose, teeder groen, een flauw geel en veel metaalglans - zijn weergekeerd en tesamen een behagelijkheid scheppen, die men soms als feminijn zou willen aanduiden, en waarvan men dan weer, vooral op zonnige dagen, de heldere bekoring geenszins kan weerstaan. De wijze waarop in den gebogen wand van de zitkamer, aan weerszijden van een groot blank vak, de rugkleuren der aaneengereide boeken meespreken, de harmonische oplossing van de smalle gang tusschen voor- en achterkant van het huis (zij schijnt om een goed stuk plastiek te vragen), de geestige manier waarop de toiletruimte met haar tafel en kapspiegels in een slaapkamer is aangebracht, de vernuftige kasten, ramen en meubels, - het zijn alle tot schoonheidselementen omgevormde vondsten, waarvan Sybold van Ravesteyn alleen het geheim bezit. Zie ook hoe vrij hier rectiligne en de gebogen lijn elkander afwisselen en hoe deze tweespraak het systematische verzacht. Zie hoe de architect met simpele kleurmiddelen den achtergevel behandelde, die zich aanvankelijk niet onderscheidde van alle achtergevels van alle | |
[pagina 224]
| |
karakterlooze huizen aan het Utrechtsche Wilhelminapark, en hoe nu deze woning, met haar uitspringend, boogvormig terras van kleine lazuren tegels, een lichte, opgewekte noot werd in de omgeving en met haar witheid fraai en zuidelijk verschijnt in het zomersch groen der tuinen. Hier vond een constructivist den samenhang tusschen de zuiverheid zijner constructie en het leven zooals men het gaarne leeft. Dit is van genoeg belang om het vast te leggen voor hen die zien en hen die zoeken. | |
[pagina *5]
| |
SYBOLD VAN RAVESTEYN: zitkamer in de woning van Jhr. Dr. M.R. Radermacher Schorer te Utrecht.
| |
[pagina *6]
| |
SYBOLD VAN RAVESTEYN: eetkamer op den tuin.
| |
[pagina *7]
| |
SYBOLD VAN RAVESTEYN: slaapkamer.
SYBOLD VAN RAVESTEYN: toilettafel in een slaapkamer
| |
[pagina *8]
| |
SYBOLD VAN RAVESTEYN: zitkamer in de woning van Prof. Dr. H. Kaag te Tilburg
|
|