| |
| |
| |
Willem Nieuwenhuis:
Pieter van der Meer de Walcheren
(Fragment uit een op 7 April gehouden rede voor den K.R.O.)
Wat is Pieter van der Meer de Walcheren voor ons allen? Toen de jonge Bernard Shaw te Londen kwam en daar eens rondzag naar een doelwit, waarop hij de sarcastische pijlen van zijn vernuft zou kunnen richten, vond hij, naar Chesterton zegt, ééne traditie, die in het cultureele leven der Engelsche natie nooit aangevallen was: Shakespaere. Er is ook in 't huidige stadium der ontwikkeling eener Katholieke aesthetische cultuur eene traditie, die onder de ‘jongeren’ nooit aangevallen is, en naar ik vast vertrouw ook nooit aangevallen zal worden: Pieter van der Meer. Wat is Pieter van der Meer dan voor ons geweest? Een leider? Hij mist eigenlijk alle eigenschappen om een leider te zijn. Hij zou nooit een program kunnen uitvaardigen, hij zou wanhopig op zijn penhouder zitten bijten bij iedere poging om 't op te stellen. Een pionier? Wij komen er al dichter bij, ofschoon .... een pionier baant een weg, waarop anderen getrouw volgen, en dat is bij Pieter van der Meer nu niet precies het geval geweest. 't Is zelfs eigenaardig, hoe velerlei wegen de Katholieke ‘jongeren’ insloegen, en hoe geen van die wegen eigenlijk die van Pieter van der Meer was. Zijn stijl, zijn schrijftrant vindt eigenlijk geen navolging onder ons. Hij heeft ook niet door een vlijmscherpe critiek nieuwe wegen gebaand dwars door het oude. Naar mijne opvatting is Pieter van der Meer zelfs 't zwakst als criticus, hij mist de haast visioenaire scheiding tusschen de elementen van een kunstwerk, die Jan Engelman bijvoorbeeld als met den eersten oogopslag schijnt te zien en waar te nemen. En Pieter van der Meer is 't zwakst als polemist, zijne natuur neigt veel meer naar het bespiegelende; eigenlijk heeft Pieter van der Meer nooit geantwoord op tegen zijn per- | |
| |
soon
en zijn werk gerichte polemieken, en dit is zelfs in het soms ziekelijk polemische Holland een verstandige methode gebleken; de polemieken zijn vergeten, niemand weet nog waarover ze liepen, en Pieter van der Meer is gebleven. Doch wat is hij dan voor ons? Tenslotte zien de Katholieke ‘jongeren’ meer naar levensstijl dan naar literairen stijl, meer naar den mensch dan naar het boek. En hoever wij ook, nu en in de toekomst, ons zullen verwijderen van literaire en artistieke inzichten van Pieter van der Meer, dit groote blijft: in hem zagen wij een harmonisch wezen. Iemand die wilde, wat wij wilden; iemand die liefhad, wat wij liefhadden; iemand, die al het stormende van den tijd begreep en in zich omdroeg, en tòch een harmonisch wezen, rustig voortbouwend aan alle natuurlijke krachten en strevingen ten goede in het rijk der cultuur; en aan alle bovennatuurlijke krachten en strevingen in het rijk der genade. Pieter van der Meer was en is, wat wij allen willen zijn; wat wij, in kleiner maat en in kleiner verhoudingen misschien maar toch in wezen gelijk, het Katholieke volk van Nederland willen doen zijn: ten volle mensch, ten volle deelhebbend aan het rhythme eener cultuur, die is saamgevlochten met heel het natuurlijke leven; ten volle kind-der-genade, zoodat harmonisch alle krachten en strevingen samenstroomen naar het Doel, naar God Zelf. Pieter van der Meer was méér dan een program, hij was een voorbeeld, hij was een model. Wij wisten door Pieter van der Meer, dat wat wij bereiken wilden, geen utopie was en geen hersenschim. Dat reeds een mensch onder ons leefde, die het ideaal belichaamde. Dit was de geheel eenige beteekenis van Pieter van der Meer voor ons. Wie Pieter van der Meer alleen las en niet persoonlijk kende,
kòn niet begrijpen, wat wij in hem zagen. Er zijn weinig misverstanden zoo verdrietig en zoo bizar voor mij geweest als juist dit. Onder aller genegenheid voor Pieter van der Meer werd beantwoord door schimpscheuten, schimpscheuten die wezenlijk en waarlijk ons hart verkilden jegens hen, die ze uitten. Maar die schimpscheuten waren gericht op een Pieter van der Meer, die in wezen niet bestond: een Pieter van der Meer, die zooiets als een literair kabinetsformateur zou
| |
| |
zijn, of een koelbloedig en autoritair samenzweerder, die telkens jongeren uitzond om dan hier dan daar in ons erentheste vaderland mijnen te doen ontploffen. Ontploffingen waren in ons land zéker gekomen, sommigen achtten ze gewenscht, in ieder geval hebben ze eerder leven gewekt dan verwoestingen aangericht, en juist Pieter van der Meer wist, door den ban zijner persoonlijkheid, het negatieve element eerder te temperen, omdat hij zelf zulk een positief mensch was. Wie 't niet begrijpt, moet eens naar Clamart reizen in den tijd, dat de Hollandsche planten in den tuin in bloei zullen staan, en wanneer hij iets begrepen heeft, dan steekt hij ook de straat over, om éven neer te knielen in de kapel aan den overkant ....
* * *
Er is tusschen Pieter van der Meer de Walcheren en mij een eigenaardige verhouding: die, zoodra men haar heeft doorgrond, tevens het probleem-Van der Meer zou kunnen oplossen: een probleem-Van der Meer, dat hier en daar nog schijnt te bestaan, hoewel niet onder Katholieke ‘jongeren’, voor hèn toch is Pieter van der Meer wel de minst problematische mensch ter wereld. Er is tusschen Pieter van der Meer de Walcheren en mij een eigenaardige verhouding, want ik was de eerste Katholieke Hollander, dien Pieter van der Meer leerde kennen. We hadden met elkander gecorrespondeerd, en toen zouden we elkander ontmoeten. In de ‘Closerie des Lilas’. Dat was toentertijd, in 1912, zooiets als het vage centrum van allerlei even vage literatoren. Paul Fort was toen nog de ‘prince des poètes’; Paul Fort van de dansende rhythmen en de kinderlijke verbeeldingen: ‘quand toutes les fillettes du monde voulaient se donner la main’.... Anders een oodgewoon Parijsch café met de leeren ‘banquettes’, de marmeren tafeltjes en de spiegels - en nog zie ik de lange blonde gestalte van Pieter van der Meer oprijzen om mij de hand te drukken. Dàt was voor hem eigenlijk de eerste aanraking met Katholiek Holland ....
Want dit was 't bijzondere aan dezen mensch. Pieter van der Meer is een Hollandsch Katholiek, die volstrekt is gebleven
| |
| |
buiten iedere beïnvloeding door het protestantisme. Wij hebben goed praten, doch de eeuwen van druk hebben sporen bij ons nagelaten, en onze emancipatie in het nationale leven, vooral ook in het nationale cultuurleven, is nog lang niet voltooid. Wij hebben goed praten, doch ook in 't meer subtiele, in die dikwijls onbewuste schakeeringen van het zieleleven des volks, doen zich de invloeden van het protestantisme gelden. Onze eigengereidheid; onze plompheid; onze meestentijds goed-gehumeurde, een enkel maal ook wel eens giftige, weerbarstigheid tegen de schoone kunsten en in 't algemeen tegenover de fijnere vertakkingen van het cultureele leven; onze hardheid; ons prat gaan op de waarheid, waarin wij leven en ademen, alsof we die waarheid zouden hebben verworven door eigen verdiensten; onze eeuwige neiging tot de polemiek, het redeneersel, de acrobatiek van het ‘ijselijk gelijk’, zoodat (vooral wanneer om met Dr. Kuyper te spreken ‘zekere Juli-gebeurtenissen’ in zicht zijn) de lucht stijf staat van het gekijf: in dit alles schuilen meer elementen van protestantsche mentaliteit, dan we voorloopig aan onszelf durven bekennen. Om alle gevoeligheden te ontzien: wij erkennen de groote liefde achter al ons strijdend misbaar; wij begrijpen het historisch-gewordene, wij zien de roerende getrouwheid in onzen wachthondenaard. Niettemin: hoe goed was 't voor ons, dat eens een vaderlandsch Katholiek onder ons verscheen, die van al dezen ballast niets meesleurde. Die tot ons kwam met al dat frissche en opene, met het van-zelf-sprekende van het Katholicisme, dat ondanks alle afdwalingen het markante is in die landen, waar de Hervorming niet heeft gewoed. De Katholieke Hollander, die nooit verkeerde in deze atmosfeer, die nooit het
ongebrokene eener latijnsche traditie kende, kàn niet verstaan, hoe machtig die vereenzelviging is, die als natuurlijk aanvaarde vereenzelviging van godsdienst met het Katholicisme. Het verzet, de vervolging zelfs, neemt dan scherpe, hatelijke vormen aan, omdat dit verzet ieder oogenblik in historie en traditie stuit op de reëele macht van het Katholicisme, terwijl elders een deel van het verzet tegen godsdienstige traditie wel kan worden overgelaten aan de twisten onder de godsdienstige
| |
| |
secten zelve. Wij denken niet aan een zaligspreking van het huidige Frankrijk; zoomin als aan een kleineering der ongemeten krachten van ons Nederlandsch Katholicisme. Doch wij kunnen niet voorbijzien, hoe in landen van ongebroken Katholieke traditie, alle godsdienstige roerselen aanstonds zich keeren tot de zuivere bronnen, terwijl elders iedere godsdienstige aspiratie beklemd raakt tusschen de verwarrende en ontmoedigende veelheid der verschijnselen.
Pieter van der Meer dan kwam bij ons zonder iets te bezitten van onze traditie: geschiedenis van heroïsche wrijvingen, doch die langzamerhand van ons Katholicisme één groot wrijvingsvlak hadden gemaakt voor.... de ‘anderen’, terwijl wij in al onze uitingen allereerst zochten naar het weerbare, zoodat 't bij ons doen en laten van meer belang scheen te zijn wat ‘de anderen’ er eventueel van zouden kunnen zeggen of denken, dan wat 't voor ons en onze opbloeiende emancipatie zou kunnen beduiden. Pieter van der Meer begon zijne werkzaamheid onder ons, na zijn ‘noviciaat’ te Oosterhout, met een ongekende vrijmoedigheid, die zich nooit de vraag stelde: wat de Christelijk-Historischen er van zouden denken, wat de dominées in de Nieuwezijdskapel er van zouden kunnen zeggen, wat misschien de redactie van ‘Het Volk’ er van zou kunnen schrijven? .... Wij willen gaarne erkennen: dit wàs iets ongehoords voor de meesten. Wij erkennen ook, dat Pieter van der Meer bepaalde nuanceeringen voorbijzag; en eveneens, dat zijne methode toentertijd (we zijn inmiddels zwaar-tellende jaren verder) niet op ieder terrein, niet onder alle omstandigheden kon worden doorgezet. Een zeker simplistisch zien van verhoudingen in het Katholieke cultuurleven was onvermijdelijk voor een, die slechts langzamerhand het historisch-gewordene in de geaardheid van ons Nederlandsch Katholicisme, zeker niet zonder eenige verbazing, kon onderscheiden. Doch na alles te hebben gewikt en gewogen, gelooven wij toch, dat dit eerste optreden van Pieter van der Meer onder ons heilzaam is geweest. Er werd wel eens te hoog gemikt, misschien ook werden wel eens goede bedoelingen te snel op zij geschoven, zonder te overwegen,
welke waarde zij nochtans in dat
| |
| |
stadium der ontwikkeling en voor bepaalde kringen bezaten. De felle en hooge eischen, die Pieter van der Meer aan ons stelde - met de charme, die hem nooit verlaat - konden wel eenigen tijd doen vreezen voor een program van overspanning onder de ‘jongeren’, doch deze buitjes zijn voorbijgedreven - meer dan buitjes zullen 't niet zijn in de geschiedenis onzer cultureele emancipatie. Wat bleef was: dat Pieter van der Meer op een waarlijk historisch oogenblik durfde beginnen met de zelfbezinning en de zelfcritiek, die voor onze Katholieke emancipatie noodig waren als brood. Dat die zelfbezinning en die zelfcritiek thans veel gemakkelijker dan vroeger worden aanvaard als onmisbare elementen in onze emancipatie, is ook wel hieraan te danken, dat de grootere vrijmoedigheid onder ons op ‘de anderen’ een ietwat anderen indruk maakte dan we ons hadden verbeeld: eerder wonnen we door openhartigheid aan sympathie, dan dat we aan tegenstanders nieuwe wapenen in de hand drukten....
(Wordt voortgezet)
ANGELINE BELOFF: Les pêcheurs (houtsnede)
| |
| |
ANGELINE BELOFF: Mardi Gras (houtsnede)
|
|