| |
| |
| |
Hagel
Onze kwaliteitszetel.
Van welingelichte en invloedrijke zijde (niet mgr. Baron van Wijnbergen) werd ons gevraagd of een der Redactieleden van de Gemeenschap de zware taak op zich zou willen nemen, een kwaliteitszetel te bezetten in een onzer voornaamste kieskringen, in concurrentie met een bekende en zeer geziene boschbouwspecialiteit, teneinde de artistieke belangen des lands in de tweede Kamer te behartigen.
Bedoeld redactielid heeft echter voor deze eervolle uitverkiezing bedankt, omdat men niet kon voldoen aan de navolgende voorwaarden door hem gesteld in ruggespraak met de Vijf grootste kunstenaars des lands:
1o. Op de strooi- en aanplakbiljetten zou moeten staan: ‘Abonneert u op de Gemeenschap’.
2o. Feber en Moller zouden niet meer zoo dapper voor hun beginselen mogen getuigen als zij dat in hun afgeloopen zittingsjaren deden.
3o. De R.K. Staatspartij zal wederom kapitalistische beginselen moeten huldigen.
4o. Het mindere volk moet op een doeltreffende wijze om den tuin geleid worden, zonder dat echter het woord Democratie uitgeschakeld wordt.
5o. Het Partijbureau moet worden ondergebracht in een gebouw waar tevens een nieuwe Hanzebank een harer filialen heeft.
6o. De Katholieke Pers zal voortaan een deel van haar tantièmes en dividenden besteden tot de vorming en beheersching van een Internationaal papierconcern dat de overige pers in de onmogelijkheid zal stellen nog langer te bestaan.
7o. Staatspensioen aan kunstenaars die de vorm- en inhoudkwestie, al is het maar alleen voor zichzelf, wisten op te lossen.
Het spijt ons dat men aan deze rechtmatige eischen niet kon of wilde voldoen, en dat wij voor de zooveelste keer buiten de politiek worden gehouden.
A.H. - W.M.
| |
De cultuur van het oosten.
Het is een betreurenswaardig feit dat de Katholieken van Noord Nederland in verwaten
| |
| |
eenzijdigheid nog steeds geen oog hebben gehad voor het groote cultureele werk dat in het Oosten des lands verricht wordt.
Zeker, Jan Engelman, kunst wordt daar niet geproduceerd. Maar wil dit zeggen dat de Ambachtsschool van Oldenzaal geen instelling is, die deze stad een minstens even groote waarde geeft als Utrecht, Abcoude of Amsterdam? Gij die niet verder gekeken hebt dan Jutphaas en de Groenekan, weet niet hoe zulk een instituut de kern vormt waaromheen de uitbloei van het beste der pros vincie zich groepeert.
Hebt gij ooit een ambachtsschool bezocht? Hebt gij ooit een leergang afgeloopen? Neen. Men heeft u het bezoek aan de Lagere school ontzegd. Men heeft aan heel Noord Nederland het bezoek aan de lagere school ontzegd. Men moest aan geheel Holland (behalve het onderste deel) het bezoek aan de lagere school ontzeggen.
Gij spreekt over ambacht en ambachtelijkheid, en u ontgaat de beteekenis van de Oldenzaalsche ambachtsschool en ambachtscultuur? Hebt gij dan geen onderwijzers of paedagogen in uw familie? Zij hadden u iets beters met de paplepel kunnen ingeven, waardoor gij meer vatbaar waart voor de uitbloei van de kern die leeft in het cultureele innerlijk van de onderste grondlaag der intens-Roomsche, niet door imponderabilia bezwaarde bevolking, die het uitvloeisel van zijn aangeboren en even rasechte als onvervalschte impulsiviteit uitleeft, en niet door Nordieke decadentie werd bedorven, maar ten voorbeeld strekt aan allen die zonder kernen, zonder cultuur, hun alledagsleven slijten met kunst en dergelijke nietswaardigheden, zonder te bedenken, dat de ware cultuur en de eenheid des geestes een ééne innerlijkheid zijn, die zich ongespleten doch niettemin bewogen en in den goeden zin getourmenteerd, hevig manifesteert in elke levensuiting, hoe gering ook, zonder dat daarin eenige overdrevenheid, eenige dikdoenerij, eenige Utrechtsche verwatenheid, doch eerder Tilburgsche bescheidenheid gehuwd aan kennis van zaken, edel doorzicht en nobele goede trouw overtroffen door een nog grooteren eenvoud des harten gevonden wordt, waardoor de corrruptie wordt geschapen waaronder wij allen lijden, niet zoozeer in onze weinig diepe en te ondoordacht uitgeworpen bewoordingen, maar in het besloten, van de ruige oppervlakte veilig afgesloten innerlijk, van waaruit ook bij ons, niet de ambachtsschool bezocht hebbende cultuurloozen, - gelijk ik aan het begin dezes opstels meende te moeten opmerken - de betere gevoelens ontsprin- | |
| |
gen, waarmede wij eens hopen te geraken tot de, laat ons het eindelijk onomwonden uitspreken,
bewonderenswaardige, fiere, niet door bijkomstigheden vertroebelde, doch helder, frank in het leven staande beginselen van de Oldenzaalsche Ambachtsleergang die jong, krachtig en ongerept gestoeld staan op den bodem van een even bewust als hecht geloofsbegins sel, zooals slechts tot op heden gevonden werd in het bekende cultuurrijke en alleensroomsche gedeelte van onze natie, vanwaar zal worden geoordeeld over ons arme slaven van het moderne kapitaal en den geest van artistiek verzet, dat domme boeren kweekt, maar wijze schoolmeesters en zieles herders, die ons zullen verlossen uit het Stichtsche vagevuur en ons zullen geleiden tot de paradijslijke velden op den top van Brabants Helikon.
Deze korte verklaring lag ons op het hart, en moest ons uit de pen, in de overtuiging, dat de duidelijkheid een betere onderwijzeres is in de geheime leergangen van het geestelijk en cultureel leven, dan wie ook, zonder dat wij daarmee tekort willen doen aan de opvattingen van hen die meenen, dat het beter ware, wanneer de Ambachtsschool van Oldenzaal alleen de wijsheid in pacht hadde.
Ik heb gezegd.
A.H. - W.M.
| |
Kritische kwatrijnen.
I.
Nieuw Rusland.
Oome Fons ziet bolsjewieken
Achter elke schutting kieken
En hij denkt niet aan 't maxiem:
Alwie kijkt is nog geen kieken.
II.
Humanisme.
Aansprakelijk voor het leed der dieren,
heer Kerkeraad, is wie de pieren
niet gaarne 't eigen kreng tot voedsel gunt,
niet gaarne aas wordt voor de gieren.
III.
Aftakeling.
'k Leef in Holland en ik schaam m'er.
Jonger eens, wordt jongrenblamer:
Streber als hij schrijft of kalt
onzin, in 's lands beste Kamer.
IV.
Land zonder hart.
Hebt het hart niet in dit land
hart te hebben - of het land -
anders zet men, beste vrinden,
jullie harteloos uit het land.
V.
De lamp van Diogenes.
Uw lamp Diogenes beschaamt de zon
die nog durft strale' op Hollands hengstebron
en leege dichterhoofden, maar bedenk:
al leeft gij in een ton, verspeel niet onze f 100,000.
| |
| |
VI.
De ravenzwarte.
Duinkerker kaper op mijn kust,
ik weet dat gij d'historie lust.
Heeft u van Lenneps' muze ook
misschien van tijd tot tijd gekust?
VII.
Stoicynsche bries.
Platonicus heeft onderzocht
't Aquarium dat Kuyle wrocht
Want 't minnespel van snoek en grondel,
Schijnt koeler.... en wat ver gezocht.
VIII.
Anti-critiek.
O, A.B.C. Kritiekenslaaf:
uw dubbelpunten: ze zijn braaf:
en beter dan elk argument:
Goed schrijven: doet een witte raaf.
ALBERT HELMAN.
| |
Achter het voetlicht.
Bilthoven, 10 Januari 1929.
Geachte Redactie.
Mag een nederig ‘consument’ ook eens wat opmerken en zijn toevlucht nemen tot het inges zonden stuk?
Vanaf het eerste oogenblik heb ik de beweging der z.g. katholieke jongeren met groote belangstelling en waardeering gevolgd en ik meende al spoedig de verschillende individualiteiten te onderkennen, zoodat de ontwikkeling die volgde mij volkomen consequent lijkt. Ik verlang dus niet van u, dat u mij uiteenzet, waaraan de onderlinge meeningsverschillen zijn te wijten, ik ken en accepteer ze. Maar één ding bevreemdt mij ten zeerste, n.l. dat zij tengevolge moeten hebben een roekeloos ‘afschrijven’ wederzijds. Als ik 't goed heb zijn op deze manier, met zwakke zielskennis, vroeger ‘afgeschreven’: Joep Nicolas, Otto van Rees, Henk Wiegersma, J.C. van Schagen. Uwe redactie heeft zich daartegen verzet, terecht. En nu is een zekere heer Ton Kerssemakers in ‘De Morgen’ bezig langzamerhand (durft hij niet ineens?) ook ‘af te schrijven’: H. Marsman (dien men wel eenigszins als aan uw artistieke beweging medeplichtig kan beschouwen), Jan Engelman, Albert Helman, Anton van Duinkerken en Albert Kuyle. Of liever gezegd, hij schrijft niet af, maar tracht weg te kappen, met korte bijlslagen, zonder vorm van proces. Gaat het zoo door, dan blijft er geen mensch meer over, of het zouden figuren als Ernest Michel moeten zijn, dien Kerssemakers noemt, maar van wien ik nog nooit een behoorlijke regel las. Het merkwaardige is, dat die doodverklaarde menschen volgens mijn indruk springlevend zijn en daar geregeld bewijzen van afleggen, wat van sommigen die hen onleesbaar critiseeren niet gezegd kan worden. Zou
| |
| |
de oplossing niet deze zijn, dat katholiek Nederland, als gemeenschap, nog niet rijp is voor den opbloei van een eigen, maar onafhankelijk kunstleven, waarin niet de ethische kwesties uitentreure met de artistieke worden verward?
Men moge overwegen het woord waarmee Pater Derks zijn Studiën-artikel over de Unie van Utrecht eindigt: ‘Discordia maximae dilabuntur.’
Met hoogachting en dank
QUIRINUS.
| |
Naschrift.
Ja, hoewel we niemand voor onaantastbaar houden, gelooven we dat dàt de verklaring is. De schuld voor de feiten die Quirinus noemt ligt niet zoozeer bij Kerssemakers, die op een onzaligen dag de klok heeft hooren luiden en nog steeds bezig is naar den klepel te zoeken, als wel bij de redactie van ‘De Morgen’, welke het erfdeel van Gerard Bruning liet verspelen door een onbevoegde, die zich een ridicule houding van hartstochtelijkgetourmenteerde heeft aangemeten. Met onbezwaard geweten maken we ons aan déze ‘afschrijving’ schuldig en trekken over zijn bestrijding een capriool.
Red.
| |
Men is verstoord.
Men is verstoord omdat het Decembernummer der ‘Gemeenschap’ van het vorige jaar eerst in Januari van dit jaar verscheen. Het schijnt dus wel dat men er haast mee heeft de ‘goederen onzer cultuur’ te ontvangen. Maar wanneer de geheele ‘Gemeenschap'sredactie’ vandaag op den dag dood op haar zetels blijft zitten, zal daar geen haan om kraaien, tenzij met de milde glimlach der gerustgesteldheid. Kuyle is gevallen; het land ademt op! Engelman is ....
Maar liever niet! Men zou ons, Godbetert, herdenken en op tijd. Het Februari-nummer van het tijdschrift ‘De Gemeenschap’ zal verschijnen in Februari. |
|