II
Op de eerste bladzijde van zijn bundel opstellen ‘De Lamp van Diogenes’ plaatst Marsman het volgende citaat van Nietzsche: ‘Man ist um den Preis Künstler, dasz man das, was alle Nichtkünstler “Form” nennen, als Inhalt, als “die Sache selbst” empfindet. Damit gehört man freilich in eine verkehrte Welt: denn nunmehr wird einem der Inhalt zu etwas blosz Formalem, - unser Leben eingerechnet.’
Het is de samenvatting van al wat kan worden aangevoerd tegen de critiek der (protestantsche, vrijzinnige en katholieke) dominocratie, die in den naam van het leven de afzijdig liggende wereld van het kunstwerk in bezit kwam nemen, - om haar, al te vaak, grondig te verwoesten.
Overigens sprak hier in Nietszche, zooals gewoonlijk, meer de kunstenaar dan de philosooph en veiliger wellicht leeft men met Benedetto Croce, die het onverschillig noemt, of ‘zuiver een quaestie van terminologische geschiktheid, of men de kunst wil voorstellen als inhoud of als vorm, mits men immer in het oog houde, dat de inhoud is gevormd en de vorm een inhoud heeft, dat het gevoel uitgebeeld gevoel is en het beeld een gevoeld beeld.’
Hier en op dit oogenblik is het echter weinig belangrijk wat Nietzsche en Croce, wat Kant, Hegel, Herbart en Maritain over deze kwesties zeggen. Hier en op dit oogenblik is het van be-