De Gemeenschap. Jaargang 4
(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 396]
| |
Sinte Jehanne d'Arc spreekt in den hemel tot de vader:Geef mij het vuur weerom
en 't gapende gemeen,
de geile schennis Uwer engelse soldaten,
en gans het laf en dom
en geesteloos bedrijf van wie aan mijn geween
hun overwinning maten.
Ik wist mij maar Uw kind
en vroeg geen recht
dan 't enig recht, dat ik U moest bereiden;
dies waart Gij welgezind
en gaaft voor Frankrijk's koning, Uwen knecht,
mij vrijgeleide.
'k Erkende nimmer goed
dan Uw bevel
en voor mijn ziel de kracht, dit te verdragen;
geen troost heeft mijn gemoed
omlaag aanvaard dan voor Uw Goddelike wil
te mogen wagen.
Thans echter smeek ik U
om recht en wraak:
| |
[pagina 397]
| |
Gij zaagt Uw Zoon gehoond voor dertig zilverlingen,
drie pagina's van ‘Nu’
bieden vandaag voor eendre Judas-taak
dezelfde dingen.
Gun niet het dubble deel
voor minder kwaad,
laat Querido geen zestig pop betalen
omdat een veel
minder oorspronkelike geest dan Judas al diens haat
in 't hollands wou vertalen.
Ik vraag voor deze man
geen andre pijn
dan een geringe Judasloon-verlaging,
daar hij niet scherper kan
voelen dat er nog goddelijke wetten zijn
dan door zo'n plaging.
Cochon had niet veel geest
en droeg terecht
zijn naam, maar nooit heb 'k tegen hem gebeden;
beminde ik Frankrijk meest,
steeds had ik liefde voor mijn vijand in 't gevecht
doch, Heer, verhoor mij heden:
Geef mij het vuur weerom
en 't gapende gemeen,
de geile schennis Uwer engelse soldaten,
liever dan 't laf en dom
geveinsde medelij van wie om mijn geween
zegt U te haten.
|
|