De Gemeenschap. Jaargang 4
(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 379]
| |
KroniekDietsche Warande en BelfortDit maandschrift wijdde e'n Octobernummer aan ‘De R.K. Jongeren in Nederland’. Als iedere min of meer kunstmatige verzameling heeft ook deze parade haar vanzelfsprekende nadelen. Een bloemlezing is dit nummer dan ook zeker niet geworden, wat trouwens de bedoeling niet was. De vertegenwoordigers hebben de uithoeken van hun schrijftafel nagezocht om achtergebleven kopie of zijn bereidvaardig er voor gaan zitten. Zo moet deze verzameling slechts als 'n oppervlakkige kennismaking gezien worden van de lezers van Dietsche Warande en Belfort met verschillende R.K. Jongeren. Maar ook 'n vluchtige kennismaking kan betekenis krijgen. Dat is hier te eerder het geval, nu Willem Nieuwenhuis, de samensteller en inleider, op zo'n voortreffelike en sympatieke wijze dit troepje aan de Zuid-Nederlanders voorstelde. Zijn ‘enkele kantteekeningen over Katholiek leven en Katholieke Kunst in Nederland’ behoren tot de diepste en eerlikste bladzijden die hij schreef. En dit niet om de hartelike warmte, waarmee hij enkele personen, waarmee hij bizonder Gerard Bruning z.g. in hun eigen aard schetste; veel meer om de inzichtige scherpte, waarmee hij de oorzaak en groei van' bepaalde problemen aangaf. Korte aanhalingen kunnen weinig weergeven van zijn waardevol opstel, dat wij aanraden in z'n geheel te lezen. Het zou ál te jammer zijn, wanneer deze inleiding alleen tot de direkte bedoeling ge- | |
[pagina 380]
| |
bruikt werd, en b.v.b. hier onopgemerkt zou blijven, al vrezen wij, dat veel wijze en bedaarde en nuchtere en praktiese en ervaren hoofden wrevelig zullen rimpelen bij alwéér zo'n onvoorzichtigheid. Wellicht kan het toch nuttig zijn, in verband met verschillende polemieken een fragment hier over te nemen: Merkwaardig, hoe bij het paedagogisch karakter van het Nederlandsche katholicisme tegen alles-en-nog-wat wordt gewaarschuwd,
| |
[pagina 381]
| |
politieke samenwerking gemoedelijker wordt opgevat: want daar wordt het volksleven door die samenwerking niet beïnvloed. Doch hoe dit ook zij: dit alles valt onder de nuances; het algemeene aspect van het katholicisme boven en beneden den Moerdijk verandert er niet door. Dit algemeene aspect is strijdbaar tot in de polemische overdrijvingen en onhebbelijkheden; paedagogisch ten slotte meer aandringend op het verwijderen van gevaren en gevaartjes, dan op de vorming der katholieke persoonlijkheid, die de onvermijdelijke gevaren, onafscheidelijk van het leven zelf, weet te overwinnen; argwanend tegenover al wat vreemd is of vreemd schijnt aan de katholieke volkspsyche; argeloos in het onstuimig binnenhalen van iedere vriendelijkheid, argeloos ook tegenover alles, waarmede het volksleven geen pijnlijke of streelende aanrakingspunten ziet of gevoelt, waardoor de nietszeggende neutraliteit wederom in den vorm van het onschadelijke het katholieke leven wordt binnengeleid, soms door eerwaarde heeren aan het volk gepresenteerd en onder het gebeier van pastorieklokken binnengehaald. | |
De Rede van Dr. PoelsHet eenige wat somtijds in het verleden groote mannen met het zwaard in de vuist tot aan het eind van hun leven voor de Kerk in de bres deed staan, was hun volkomen zekerheid, dat zij boven bij St. Petrus heel àndere klokken, en Sint Paulus zelf de gróóte klok, zullen hooren luiden! En dat het juist | |
[pagina 382]
| |
zij zijn, die hier beneden zich moe voor Hem gestreden en veel voor Hem geleden hebben, die Christus zelf, met Zijn Moeder, reeds aan de poort van den hemel zal tegenkomen.
Ga naar margenoot+En dat zelfs op dit oogenblik veel Katholieken nog niet genezen zijn van de infectie, die onze vaderen hebben opgeloopen in de lentedagen van het Liberalisme, toen de bloesems nog op zijn thans kale boomen stonden.
Aan de lijmstokken, die blijkbaar door de verkenners van het Beloofde Land der liberalen zijn meegebracht, zit ook thans nog, niet alleen het Socialisme, maar ook het halfbloed en verbasterd Katholicisme stevig vast. Deze ernst van den huidigen toestand staat echter, gelijk ik zei, ook veel priesters nog altijd helder voor den geest. Wat weten de jongens en meisjes, die uit onze door priesters en religieuzen bestierde kostscholen en andere soortgelijke katholieke onderwijsinrichtingen komen, van wat thans in Nederland gedaan wordt of gedaan moet worden op sociaal terrein? Wat weten daarvan zelfs sommigen, die uit nog veel hoogere en zuiver clericale onderwijsinstituten komen?
Ga naar margenoot+Veel katholieke patroons beschouwen zich in hun bedrijven eenvoudig - wat zij noemen - ‘baas in eigen huis’. Verkondigen wij, priesters, hun wel duidelijk genoeg de volkomen onrechtmatigheid van de zoo totaal onchristlijke opperheerschappij van het geld, die in de moderne door naamlooze | |
[pagina 383]
| |
vennootschappen beheerschte maatschappij wordt nagestreefd? Geld is hard. Maar het maakt ook hard. Verkondigen wij, priesters, aan de rijken wel duidelijk genoeg, dat op hun privaat eigendom de sociale hypotheek van de gemeens schap rust en dat - gelijk toch Sint Thomas zelf uitdrukkelijk leert - ‘de goederen, die sommigen in grooten overvloed bezitten, volgens het natuurlijk rceht bestemd zijn voor de ondersteuning van de armen’?
Wie echter de vele natuurlijke middelen te zeer verwaarloost, welke b.v. in behoorlijke geestelijke ontwikkeling, in een goede volkshuisvesting en in de bevordering van de noodige stoffelijke welvaart liggen, voert op sociaal gebied een actie, die, hoe heilig ook bedoeld, tot mislukking is gedoemd. De mentaliteit, die hem bezielt, ademt niet den geest, die ons uit de Vier Evangeliën tegenademt.
Waar men wel de heilige hostiën telt, maar zich niet bekommert om de opruiming vanGa naar margenoot+arbeiderskrotten en de bestrijding van allerlei naaste gelegenheden tot zonde - daar zal en daar kan ook een echt diep christelijke bevolking op den duur geen echt christelijke bevolking blijven.
Ga naar margenoot+Wij, Katholieken, moeten echter niet alleen den schijn vermijden van te meenen, dat de andere negen geboden in dezen zin slechts bijkomstigheden zijn, dat op hun terreinen het weer wel overal vanzelf veranderen zal, | |
[pagina 384]
| |
als wij maar voortdurend blijven hameren op het aambeeld van dat ééne, zesde gebod. Wij moeten ook den schijn vermijden, zoowl bij de opvoeding van de reeds halfvolwassenen, als bij de beoordeeling van uit hun aard geen zondige bijeenkomsten van mannen en vrouwen, dat wij te weinig rekening houden met het groot onderscheid tusschen leeken en priesters. Leeken hebben natuurlijk niet alleen een heel andere roeping en levenstaak, maar leven ook in een heel andere omgeving dan priesters of kloosterlingen. Door de omgeving waarin veel menschen leven en leven moeten, krijgen zij levensgewoonten, waaraan zij zoo gewend geraken, dat zij soms niet eens meer zien wat voor andere menschen een groote steen des aanstoots is. De puntdraad rondom heel het terrein van het zesde gebod kan niet dik en sterk genoeg zijn. Maar laten wij Katholieken, ook op dit terrein het gevaar vermijden van, overal slechts schade brengende, overdrijving. Het mag nooit den schijn gaan krijgen, dat wij niet gaarne zien wat God zelf zoo heeft gewild en dus wel gaarne ziet: dat is, dat mannen graag vrouwen en vrouwen graag mannen zien. Willen wij vooral de nog jongeren niet vervreemden van de Kerk, laat ons dan overal ook onzen diepen eerbied steeds doen uitkomen voor de kuische, den mensch ingeschapen en tot zooveel en zoo zware offers bereide liefde, waaraan God zelf den adelbrief schonk. |
|