J.C. van Schagen:
Het zuivere werk
Het zuivere werk is altijd weer het allerlaatste - nu zal dan eindelijk alles gezegd zijn.
Het zuivere werk is altijd weer het allereenigste - nu is dan eindelijk alle verleden verworpen, alle toekomst geofferd.
Het zuivere werk is altijd weer de spits van gansch ons leven.
Alleen wie tot de spits ging, kan tot hooger spits genaken, alleen wie al zijn schepen achter zich verbrandde, dien opent zich het nieuwe land. Alleen wie niets achterhoudt, dien vallen altijd nieuwe schatten toe.
Wie de wereld vergeet om een zandkorrel, die zal geen grenzen kennen.
Wie toekomst en verleden vergeet om het oogenblik, dien zal het oogenblik een toegang worden tot de eeuwigheid.
‘Weest nieuw’, zoo luidt het Goddelijk gebod, en dit is: stervend ieder oogenblik en ieder oogenblik op-standig.
God is eeuwig en oneindig nieuw. Heiligen zijn nieuw. Kinderen zijn nieuw. De eerbied voor ouderen dat is de eerbied voor de litteekens hunner vernieuwingen.
‘Weest nieuw’, dit beteekent: gevaar, ieder oogenblik opnieuw. Hoe feller de nood om vernieuwing, hoe edeler de inzet, hoe hooger risico; tot koorddansen zijn wij geschapen. En armoede, kuischheid en gehoorzaamheid, ziedaar de drie voorwaarden voor den goeden koorddanser. Wie niet toeziet, dat zijn werk arm is, wie toelaat, dat het meer bezit dan het allernoodigstc, die verliest zijn evenwicht. Wie niet toeziet, dat zijn werk kuisch is, die verliest zijn evenwicht. Wie niet toeziet dat zijn werk gehoorzaam is, wie niet luisteren kan en toegeeft aan het dringen zijner opzettelijkheid, die verliest zijn evenwicht.
Zoo dan is inderdaad ‘gevaar niet gevaarlijk’ (Wichmann). Want