dan voor onze liefde: Het goede, dat ik wil, doe ik niet; maar het kwade, dat ik niet wil, wordt onze daad. Wij kunnen daarvoor geen verklaring geven; hier moet verstandelijk redeneeren zichzelf stukslaan, omdat wijzelf niet beter zijn dan alle anderen: ook wij zijn uitwendig schoon, maar van binnen vol verrotting en bederf.
***
Zoo is dan de menschenliefde door zichzelf vermoord; overal ontaardt zij in de grofste zelfzucht .... en allen, allen zullen wij worden als de starende, grijze Smith, die schijnbaar geen liefde meer kent en door het vele leed uitzinnig is geworden: urenlang fixeert hij zijn medemenschen, zijn omgeving met wezenloozen blik, want het diepste verlangen van zijn hart: te beminnen en bemind te worden, is een hersenschim gebleken.
Maar ook bij ons zal op het oogenblik van 't sterven een zucht opstijgen uit ons hart: al deden wij heel een leven lang moeite, de liefde in ons te dooden, zij blijft op den bodem van ons binnenste branden als het heilige vuur van den Sionstempel in den modderput.
Omdat die drang naar liefde, als is het ook verborgen, in ons leven blijft, springt onze ziel opnieuw omhoog iederen keer, wanneer wij vermoeden, nieuwe liefde ontdekt te hebben; ons heele wezen wordt weer blij en alles is dan licht en nieuw. Gaan wij weder naar een nieuwe teleurstelling? Denk erom: die liefde kan slechts op één voorwaarde blijvend zijn: wanneer zij is dienende liefde. De liefde der zelfvernietiging, de liefde der overgave. Niet anderen vernielen de liefde in ons: wijzelf zijn de schuldigen, wij, de egoïsten, die oogsten willen wat wij niet zaaiden.
Tot zulk een liefde is de mensch uit eigen krachten niet in staat; vandaar al die mislukkingen, al die tegenslagen, al dat zelfverwijt. Want als menschen zoeken wij immer onszelf: en zoo is de liefde der schepselen een liefde, die heerscht en neemt. Daarom spreken wij veel meer over rechtvaardigheid dan over liefde; en zelfs denken wij aan de eerste deugd alleen, wanneer wij meenen, zelf verongelijkt te zijn. Daarom verdrinken wij in systemen en compromissen; en wij vergeten het woord, dat wij met alles, wat wij hebben, toch niets bezitten, wanneer wij geen liefde in ons dragen.
Die liefde is een deelname aan het Wezen Gods: dat héél Zijn liefde - onbegrijpelijk als de Godheid zelf - toont in de Kribbe. Kerstmis, het feest der dienende liefde, der goddelijke Liefde, leert ons, hoe wij moeten liefhebben: zonder onszelf te zoeken. Dàn eerst krijgt