vrouw, die zeker niet bidden kon en daar te mokken lag over de feestende monniken.
‘Ik zou een vreemde bergpreek schilderen’ zei Rochus tot zich zelf. ‘Juist anders als de Pater - als tenminste de boeren en boerinnen ook anders zijn, als op de kapelmuur, Treeske en Trieneke ...’
Sigmond werd afgelost.
De gewone Portier, de zwijgzame, geduldige kwam, en was al druk voor Sigmond 't kale kamertje uit was; de schrijftafel lag vol ineens met papiertjes, brieven en rekeningen; kleinigheden die elken Zondagmiddag te verzorgen waren voor een komende week.
In de refter namen de weer ingetogen broeders de tafels af. In een hoekje, een stenen hoekje onder een gewelf zat Sigmond tegenover de Schilder die ook bij de feestdis afwezig was geweest.
Sigmond had in zijn hart een ruime plaats voor de Schilder gemaakt. De heuvels en de koeien, 't dorp en de mensen verloor hij uit zijn herinnering en daarvoor wist hij de eerbiedige vriendschap voor de Schilder.
Nu hij 't gewone silentium voor een feestig praten verbreken mocht, vertelde de jonge broeder van zijn portiersuurtje. De monnik luisterde gretig en interessant wijl Sigmond hem van zijn schilderingen sprak, en studerend wijl Rochus' dartele ogen zijn verhaal zó beeldend illustreerden.
De oude koejongen was blij geweest, dat hem 't portiersambt was toevertrouwd onder het feestuur.
En plotseling, toen hij maar doorbabbelde - hij smaakte de wijn niet en proefde geen buitengewone pudding - dat hij Anneke zó droevig en 't wijf bits bij Onze lieve Heer zou gezet hebben, en Treeske en Trieneke ook. Misschien anders, dat was van harte te hopen - toen vroeg de monnik onderbrekend:
‘En die jongen, die koejongen, hoe had je die wel geschilderd? broeder Sigmond? Zou die dezelfde gebleven zijn met zijn gerekte hals, zijn smalle rug naar 't volk, zijn ogen hunkerend naar de Prediker?
Rochus voelde dat in de lange woorden van de anders luisterende monnik nadruk lag en veel betekenis.
‘Wie is dan die jongen op 't schilderwerk’ vroeg hij radend.
‘Hoe zou jij Rochus op de predikberg gezet hebben? antwoorde Pater Schilder, en hij rolde zijn servet in de houten ring, maar keek wonder in de grote ogen van de broeder.
En Rochus zweeg, hij zweeg hardnekkig, terwijl hij wat kruimels opvingerde, en mes en vork op het bord kruiste, en 't servet oprolde, en zijn handen vouwde op de tafelrand. Toen zei hij diepzinnig: